Herhaling voor de eindtoets

Present Simple
Iets dat je altijd of regelmatige doet.
ALLEEN bij she/he/it = werkwoord +s

alle andere gewoon het hele werkwoord.
1 / 66
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 66 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Present Simple
Iets dat je altijd of regelmatige doet.
ALLEEN bij she/he/it = werkwoord +s

alle andere gewoon het hele werkwoord.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present simple
He ..... (to call)
A
call
B
calls

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present simple
It ....... (to start) in 10 minutes.
A
start
B
starts

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present simple
We often ........... (to talk) about or holiday.
A
talk
B
talks

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present simple
I never ....... (to wear) this dress to school.
A
wear
B
wears

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present simple
They ...... (to visit) us every summer.
A
visit
B
visits

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

(to walk) present simple
He ....... in the park.

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

(to teach) present simple
She ..... English.

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

(to drink) present simple
The baby ..... .

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct possesive pronoun.
That is ............. (haar) dog.
A
him
B
us
C
her
D
me

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct possesive pronoun.
That is ................ (zijn) ball.


A
her
B
his
C
my
D
their

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct possesive pronoun.
That is ............. (onze) dog.
A
my
B
our
C
her
D
their

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

(to be)
He ..... my brother.
A
am
B
are
C
is

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

(to be)
We ..... at school.
A
am
B
are
C
is

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

(to be)
..... you at home tonight?
A
am
B
are
C
is

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

(to be)
Where ..... I?
A
am
B
are
C
is

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

A personal pronoun:
Do you like your girlfriend? Do you like .....?
A
she
B
he
C
him
D
her

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

A personal pronoun:
My brother is nice. ..... is 26 years old.
A
you
B
she
C
he
D
him

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

A personal pronoun:
My sisters are cute. ....... are 5 years old.
A
she
B
they
C
her
D
you

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present continuous uitleg
- als iets aan de gang is
- now, right now, at the moment
-to be (am / are / is) + werkwoord + -ing.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present continuous:

Wat is de regel van de present continuous?
A
hele ww+ -ed
B
shit = hele ww+ -s
C
vorm van to be (am/are/is) + hele ww+ -ing
D
hele werkwoord + ing

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Continuous:
Pick the present continuous.
A
I am going to be waiting at the crossroads.
B
I was waiting at the crossroads.
C
I am waiting at the crossroads.
D
I will be waiting at the crossroads.

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present continuous:
Pick the present continuous.
A
We are eating lunch at the cafeteria.
B
They have eaten lunch at the cafeteria before.
C
She ate lunch at the cafeteria.
D
He has eaten lunch at the cafeteria.

Slide 23 - Quizvraag

Present continuous
1. aan te geven dat iets NU aan de gang is. Signaalwoorden zijn o.a: "now, at the moment, listen..." enz.
2. aan te geven dat je iets van plan bent. Meestal staat er bij wanneer je in de toekomst dat van plan bent.
3. irritatie aan te geven
Maak de present continuous door: vorm van 'to be' (am/is/are) + ww+ ing
Susanne is singing right now
- Wanneer gebruik je de present continuous?
- Hoe vorm je de present continuous?

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

present continuous She ............ (call)

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Continuous
I .... (read).

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Present continuous:
They ___ (eat)

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Present continuous:
Patty-talk-?

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Present continuous:
you - not - listen.

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Continuous & Present Simple

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor zinstype is dit?

I'm walking with my dog.
A
Present Simple
B
Present Continuous

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present continuous of Present simple?

She always laughs at my jokes.
A
Present continuous
B
Present simple

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present continuous of Present simple?

They are laughing at the moment
A
Present continuous
B
Present simple

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present continuous or present simple?

'We are doing a LessonUp exercise. '
A
Present simple
B
Present continuous

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

(Present continuous / present simple!)
My dad_________ dinner right now.
A
cooked
B
is cooking
C
cooks
D
cook

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

(Present continuous / present simple!)
Jane often _______ the dog.
A
walked
B
is walking
C
walks
D
walk

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

'Has got' gebruik je bij:
A
I, You, He, She, It
B
He, She, It
C
You, He, We, They
D
I, You, We, They

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent have (got)?
A
zijn
B
hebben gehad
C
hebben
D
krijgen

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

has got of have got?
A
She have got brown hair
B
She has got brown hair

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

They have got braces.
A
They hasn't braces
B
They haven't got braces
C
They haven't braces'

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul de juiste vorm van 'have got' in:
My dad ... (have got) blue eyes.
A
have not got
B
have got
C
has not got
D
has got

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

has got of have got?
A
They hasn't got a big house
B
They haven't got a big house

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul de juiste vorm van 'have got' in:
They ... (not - have got) three sisters.
A
hasn't got
B
have got
C
haven't got
D
has got

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je gebruikt 'have got' bij
A
I, you, we, they
B
he, she, it

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Past Simple



Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grammar: Herhaling 'past simple'

Wat betekent 'past simple'?
A
Verleden tijd
B
Tegenwoordige tijd
C
Toekomende tijd (toekomst)

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Past Simple:

Wat is de regel van de past simple?
A
hele ww+ - (i)ed of irregular verb 2e rijtje
B
shit = hele ww+-s
C
vorm van to be + hele ww+ -ing
D
have/has + voltooid deelwoord (3e rijtje)

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat is de Past Simple van work
A
works
B
worked
C
working
D
work

Slide 48 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat is de Past Simple van help
A
helping
B
helped
C
helps
D
help'd

Slide 49 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat is de Past Simple van go
A
gone
B
went
C
goed
D
goes

Slide 50 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat is de past simple van work?
A
works
B
worked
C
working
D
work

Slide 51 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat is de past simple van study?
A
studyd
B
studyied
C
studyed
D
studied

Slide 52 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Past Simple:
Welke zin gebruikt de Past Simple?
A
She was living in the city.
B
She lived in the city.
C
She has lived in the city.
D
She has been living in the city.

Slide 53 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kan je zelf een zin maken met de Past simple?

Slide 54 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Past Simple: watch

Slide 55 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Past Simple: visit

Slide 56 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Past Simple: stop

Slide 57 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Past Simple : be

Slide 58 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de past simple van:
love

Slide 59 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de past simple van:
move

Slide 60 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Word order

Wie - doet - wat - waar - wanneer





Slide 61 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Correct word order:
her / in town / yesterday / I / met.

Slide 62 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Put in the right word order:
in the pool/ I / go / swimming.

Slide 63 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Word order:
a ring-bought-Julie- in town

Slide 64 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Word order:
loves- to walk- she - in the park- in the morning

Slide 65 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Word order:
read - we - the - in - morning - newspaper - the

Slide 66 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies