herhaling hoofdstuk 4

Wat gaan we doen vandaag?
- Ga zitten, ga naar Lessonup.
- Proefwerk 14 maart i.p.v. 8 maart
- Herhalen paragraaf 4.1 t/m 4.5

1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen vandaag?
- Ga zitten, ga naar Lessonup.
- Proefwerk 14 maart i.p.v. 8 maart
- Herhalen paragraaf 4.1 t/m 4.5

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn de voordelen van een skelet?
A
Bescherming en stevigheid
B
Stevigheid en uitwendig

Slide 2 - Quizvraag

Een ander woord voor skelet is....
A
Bottenstelsel
B
ledematen
C
spieren
D
kraakbeen

Slide 3 - Quizvraag

Hoe komt het dat het skelet van baby nog zo flexibel is?
Het skelet bestaat voornamelijk uit
A
Kraakbeenweefsel
B
Botweefsel

Slide 4 - Quizvraag

Het skelet van een mens noemen we ook wel een inwendig skelet
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Welke functie van het skelet wordt hier omschreven: Zonder skelet zou je in elkaar zakken.
A
Stevigheid
B
Vorm
C
Beschermen
D
Bewegen

Slide 6 - Quizvraag

Wat zijn de taken van het skelet?
A
stevigheid en vorm
B
stevigheid, vorm en bescherming
C
stevigheid, vorm, bescherming en beweging
D
stevigheid, vorm, bescherming, beweging en stilstaan

Slide 7 - Quizvraag

Welke botten weet je allemaal?
- Bedenk eerst zelf.
- Daarna in je groepje.
- Wie bedenkt de meeste botten?

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Uit welke delen bestaat je lichaam?

Slide 10 - Open vraag

Wat is een ander woord voor wervelkolom?
A
rug
B
borstkas
C
ruggengraat

Slide 11 - Quizvraag


Waaruit bestaat de wervelkolom?
A
wervels
B
wervels, heiligbeen
C
wervels, staartbeen, borstbeen
D
wervels, heiligbeen, staartbeen

Slide 12 - Quizvraag

De botten in je wervelkolom heten:
A
wervelkolommen
B
kraanbeenringen
C
wervels
D
uitstulpingen

Slide 13 - Quizvraag

Hoe heet het onderste botje van de wervelkolom?
A
Lendenbotje
B
Borstbotje
C
Staartbeen
D
Heiligbeen

Slide 14 - Quizvraag

Waaruit bestaan botten?
A
Lijmstof
B
Kalk en kraakbeen
C
Kraakbeen
D
Kalk en lijmstof

Slide 15 - Quizvraag

Welk bot is het bot dat roodgekleurd is?
A
Ellepijp
B
Opperarmbeen
C
Dijbeen
D
Spaakbeen

Slide 16 - Quizvraag

Wat maakt een bot stevig?
A
kalk
B
lijmstof
C
kalk en lijmstof
D
geen van beide

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de naam van dit bot?
A
rib
B
schouderblad
C
borstbeen
D
sleutelbeen

Slide 18 - Quizvraag

Als deze stof uit het bot verdwijnt, dan wordt het bot veel te buigzaam
A
kalkzouten
B
lijmstof
C
water
D
bloed

Slide 19 - Quizvraag

Welk bot is dit?
A
Kuitbeen
B
Scheenbeen
C
Dijbeen
D
Hielbeen

Slide 20 - Quizvraag

2 Bevatten de botten van jonge mensen meer kalk dan de botten van oudere mensen?
A
Ja
B
Nee

Slide 21 - Quizvraag

De botten in je onderarm zijn:
A
ellepijp
B
opperarmbeen
C
spaakarm

Slide 22 - Quizvraag

1 De botten van oudere mensen bevatten meer lijmstof dan de botten van een kind.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quizvraag

6 Als je de kalk uit een bot haalt, wordt het bot zacht en buigzaam.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quizvraag


Hoe noem je bot nummer 1?
A
Schedel
B
Onderkaak
C
Wervel
D
Schouderblad

Slide 25 - Quizvraag

Bij welk type beenverbinding is geen beweging mogelijk?
A
Gewricht
B
Kraakbeenverbinding
C
Vergroeid

Slide 26 - Quizvraag

Hoe heet de beenverbinding in je vingers
A
Vergroeid
B
Naadverbinding
C
Kraakbeen
D
Gewricht

Slide 27 - Quizvraag

In de afbeelding zijn enkele beenverbindingen getekend.

Bij welke van deze beenverbindingen is de meeste beweging mogelijk?
A
Nummer 1
B
Nummer 2
C
Nummer 3

Slide 28 - Quizvraag

Waar/niet waar
Een gewricht is een beenverbinding
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quizvraag

Hoe noem je deze beenverbinding?
A
Gewricht
B
Vergroeid
C
Kraakbeen
D
Naad

Slide 30 - Quizvraag

Noem een voorbeeld van vergroeide beenderen.

Slide 31 - Open vraag

Noem een voorbeeld van beenderen met een naad.

Slide 32 - Open vraag

Noem een voorbeeld van een beenverbinding met een gewricht

Slide 33 - Open vraag

Noem een voorbeeld van een beenverbinding met kraakbeen.

Slide 34 - Open vraag

Welke beenverbindingen kunnen niet bewegen?

Slide 35 - Open vraag

Gewricht
Naadverbinding
Vergroeid
Kraakbeenverbinding

Slide 36 - Sleepvraag

Benoem de verschillende onderdelen.

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Wat betekent antagonist?

Slide 39 - Open vraag

Waar denk je aan bij gezond bewegen?

Slide 40 - Open vraag