V5 - Futur - Conditionnel
1 / 17
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Wat is de stam van regelm. ww op ER & IR in de futur en conditionnel?
A
WW min ER / IR
B
Nous-vorm van de présent min ONS
C
Hele ww (infinitif)
Slide 3 - Quizvraag
(Voorkennis activeren)
Wat zijn de uitgangen van de conditionnel? (schrijf het rijtje met een streepje ertussen)
Wat zijn de uitgangen van de conditionnel? (schrijf het rijtje met een streepje ertussen)
Slide 4 - Open vraag
Wat zijn de uitgangen van de futur simple?
A
ais/ais/ait/ions/iez/ aient
B
ai/as/a/ons/ez/ont
C
ai/as/a/ions/iez/aient
D
ais/ais/ait/ons/ez/ont
Slide 5 - Quizvraag
Conjugue: Tu _____ (parler - futur)
A
parlas
B
parlais
C
parleras
D
parlerais
Slide 6 - Quizvraag
Conjugue: Nous ______ (vendre - cond.)
A
vendreions
B
vendrons
C
vendrerions
D
vendrions
Slide 7 - Quizvraag
Il ________ (finir - cond)
Slide 8 - Open vraag
(verbes irréguliers)
Relie le verbe avec l'infinitif
Avoir
être
aller
faire
voir
pouvoir
vouloir
J'aurais
Tu serais
Nous irions
ils feraient
vous verriez
on pourrait
je voudrais
Slide 9 - Sleepvraag
Conjugue: Ils _____ (avoir - futur)
A
auront
B
avraient
C
auraient
D
avoiront
Slide 10 - Quizvraag
Traduis: wij zouden doen (faire)
Slide 11 - Open vraag
Conjugue: Tu _____ (être - cond)
A
êtrais
B
serais
C
étais
D
sera
Slide 12 - Quizvraag
Traduis: J'aurai
Slide 13 - Open vraag
Slide 14 - Tekstslide
In welke 3 gevallen gebruik je de conditionnel in het Frans?
Slide 15 - Open vraag
Waarom klopt dit NIET?
Si tu fais du sport, tu serais en bonne santé.
Si tu fais du sport, tu serais en bonne santé.
