Les 6 en 7 en 8 poëzie sonnet en de verschillende strofen

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wanneer is sonnet ontstaan?
Het sonnet is in Italië ontstaan tijdens de Renaissance. Daarna verspreidde deze dichtvorm zich over Europa waarbij er verschillende varianten ontstonden. De belangrijkste vormen zijn het klassieke sonnet (Petrarca sonnet), het Engels sonnet en het modern sonnet.

Slide 2 - Tekstslide

Sonnet
Een gedicht dat bestaat uit veertien regels, die zijn verdeeld over vier strofen. De eerste twee strofen elk uit vier regels, de laatste twee strofen elk uit drie.

4, 4, 3, 3 

Een sonnet heeft een strak rijmschema. 
abba, abba, cdc, dcd 

Tussen de eerst twee strofes en de laatste twee strofes zit een wending. 
Dit is een vaak een tegenstelling. 

Andere rijmschema's worden ook gebruikt, zoals abba/abba/cde/cde





Slide 3 - Tekstslide

Beeldsonnetten 


Slide 4 - Tekstslide

Welk kenmerk heeft het beeldsonnet?

Slide 5 - Open vraag

Lees op de volgende slide het sonnet 'tuk tuk'.
Noteer tijdens het lezen het rijmschema van strofe 2, 3 en 4.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het rijmschema van strofe 2, 3 en 4?

Slide 9 - Open vraag

Wat is een 'tuk tuk'?

Slide 10 - Open vraag

Waarom moet je 'tuk tuk' uitspreken als 'toek toek'?

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide

Noteer nog twee woorden uit het gedicht die je anders moet uitspreken dan je ze schrijft.

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Tekstslide

Leg uit dat 'zelfs ambtenaren tukken' (laatste regel) twee betekenissen heeft.

Slide 15 - Open vraag

Opdracht 9 poëziedossier in periodeschrift 
Zoek op internet het sonnet 
'De Moeder de vrouw' van Martinus Nijhoff.
Schrijf het uit in je periodeschrift 

Zoek op internet naar gedichten van Rutger Kopland en schrijf er één uit

Schrijf vervolgens op wat je van beide gedichten vindt. Gebruik beoordelingswoorden en argumenten. (lengte minimaal 10 regels lang)
 

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Wat is het verschil tussen proza en poëzie?

Slide 18 - Open vraag

Verschil proza en poëzie

Proza: alle teksten waarvan de regellengte afhankelijk is van de bladspiegel of zetspiegel
Poëzie: regellengte staat los van de bladspiegel/zetspiegel: ze wordt bepaald door de dichter en niet door de vormgever

Slide 19 - Tekstslide

Verschil proza en poëzie

Proza: alle teksten waarvan de regellengte afhankelijk is van de bladspiegel of zetspiegel
Poëzie: regellengte staat los van de bladspiegel/zetspiegel: ze wordt bepaald door de dichter en niet door de vormgever

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Verschil proza poëzie
Proza is meer episch (er wordt een verhaal verteld, een opeenvolging van gebeurtenissen)
Poëzie is meer lyrisch (er worden gevoelens geuit)
Dichters proberen met zo weinig mogelijk woorden zo veel mogelijk te zeggen. Zij gebruiken ingedikte en 'geconcentreerde' taal. Ze schrijven op wat zij voelen en beleven, maar waarvoor ons woorden tekort schieten

Slide 22 - Tekstslide

Vorm standaard sonnet/Petrarcasonnet
Vier strofen bestaande uit twee kwatrijnen (2 x 4 regels) en twee terzines (2 x 3 regels)
één terzine (als onderdeel van een sonnet) wordt een terzet genoemd
Rijmschema =  abba 
                                abba
                               cdc 
                              dcd

Slide 23 - Tekstslide

Strofe
 Het uiterlijke kenmerk van de strofe is dat er zich voor en na de strofe een witregel bevindt.

Een strofe in een gedicht kan worden vergeleken met een alinea in een tekst.
 De strofe wordt ook wel een vers genoemd
In een liedtekst heet de strofe ook wel couplet, ter onderscheid van het refrein. 
Het woord strofe komt van het Griekse στροφη en betekent letterlijk draaiing, wending.



Slide 24 - Tekstslide

Deze les
Leren herkennen van de soorten sonnetten
Alliteratie en assonantie uit gedicht halen
Je weet wat de kenmerken van een haiku zijn
Je schrijft een haiku

Slide 25 - Tekstslide

De verschillende strofen
 
een tweeregelige strofe een distichon
een drieregelige een terzine of terzet (in een sonnet)
een vierregelige een kwatrijn
een vijfregelige een kwintijn of kwintet
een zesregelige een sextet
een zevenregelige een septet
een achtregelige een octaaf
een negenregelige een novet


Slide 26 - Tekstslide

Shakespearesonnet/Engels sonnet
Een Shakespearesonnet is een rijmend gedicht van 14 regels bestaande uit drie strofen van vier regels en één strofe van twee regels
Een Shakespearesonnet noemt men ook wel een Engels sonnet.
Net als in een klassiek sonnet zit er ook in het Shakespearesonnet een wending. Bij een Shakespearesonnet komt de wending meestal na de derde strofe.
Bij een Shakespearesonnet kan het rijmschema variëren, maar het meest voorkomende rijmschema is: abab cdcd efef gg



Slide 27 - Tekstslide

Modern sonnet
In de twintigste eeuw raakte vaste dichtvormen uit de mode. Het vrije vers beleefde een ongekende opmars. In deze tijd ontstond het moderne sonnet.
Het moderne sonnet is een niet-rijmend gedicht van 14 regels

Slide 28 - Tekstslide

Mijn liefje heeft geen ogen als de zon;
 Veel roder dan haar lippen is koraal;
 En sneeuw is wit? Dan zijn haar borsten vaal;
 Zijn haren goud? ’t Is zwart goud dat zij spon.
 En ik ken rozen, roze, wit en rood,
 Maar zulke rozen sieren niet haar wangen;
 Ook zijn er geurtjes waar ik meer van genoot;
 Dan die er in mijn liefjes adem hangen.
 Ik die graag hoor praten moet beamen
 Dat ik muziek vaak aangenamer vond;
 Nooit zag ik hoe godinnen nader kwamen,
 als zij loopt, stampt mijn liefje op de grond.
En toch, mijn hemel, mijn lief kan meer bekoren
 Dan al die vrouwen vervalst in metaforen.

Slide 29 - Tekstslide

Wat voor een soort sonnet?
A
Modern sonnet
B
Petrarca sonnet
C
Klassiek sonnet
D
Engels sonnet

Slide 30 - Quizvraag

GEZWINDE GRIJSAARD

Gezwinde grijsaard die op wakkere wieken staag,
De dunne lucht doorsnijdt, en zonder zeil te strijken,
Altijd vaart voor de wind, en ieder na laat kijken,
Doodsvijand van de rust, die woelt bij nacht bij daag;
Onachterhaalbare tijd, wiens hete honger graag
Verslokt, verslindt, verteert al wat er sterk mag lijken
En keert, en wendt, en stort staten en koninkrijken;
Voor iedereen te snel, hoe valt gij mij zo traag?
Mijn lief, sinds ik u mis, verdrijf ik met mishagen
De schoorvoetige tijd, en tob de lange dagen
Met arbeid avondwaards; uw afzijn valt te bang.
En mijn verlangen kan de tijdgod niet bewegen.
Maar ’t schijnt verlangen daar zijn naam van heeft gekregen,
Dat ik de tijd, die ik verkorten wil, verlang.



Slide 31 - Tekstslide

Geef aan welke soorten rijm er in het gedicht zitten en beargumenteer

Slide 32 - Open vraag

Wat voor een soort sonnet?
A
Klassiek sonnet
B
Engels sonnet
C
Modern sonnet
D
Petrarca sonnet

Slide 33 - Quizvraag

Wat voor een soort sonnet?
A
Klassiek sonnet
B
Modern sonnet
C
Engels sonnet
D
Petrarca sonnet

Slide 34 - Quizvraag