weer en klimaat H1

planning
klein stukje herhaling
uitleg over 2.2  Zeestromen en klimaatgebieden

doel:
-Je kent de klimaatclassificatie van Köppen.

-Je weet het verschil tussen warme en koude zeestromen en wat die aandrijft.

-Je begrijpt de invloed van gebergtes, land en zee op klimaten.
-Je begrijpt het klimaatsysteem van Köppen
zelfstandig aan de slag -> hoe ziet het jaar eruit
afsluiten -> kahoot
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

planning
klein stukje herhaling
uitleg over 2.2  Zeestromen en klimaatgebieden

doel:
-Je kent de klimaatclassificatie van Köppen.

-Je weet het verschil tussen warme en koude zeestromen en wat die aandrijft.

-Je begrijpt de invloed van gebergtes, land en zee op klimaten.
-Je begrijpt het klimaatsysteem van Köppen
zelfstandig aan de slag -> hoe ziet het jaar eruit
afsluiten -> kahoot

Slide 1 - Tekstslide

Waarom is het bij de evenaar warmer?
A
afstand tot de zon
B
grotere omtrek
C
invalshoek is kleiner
D
kleine zonnestralen

Slide 2 - Quizvraag

waarom is het bij de sahara zo droog?
A
Omdat er veel zand is
B
Omdat er daar geen water is
C
Omdat het daar warm is
D
omdat daar een hoog drukgebied zit

Slide 3 - Quizvraag

Welke richting gaat de luchtstroom
A
laag naar hoog
B
hoog naar laag

Slide 4 - Quizvraag

Waar is de baansnelheid het snelste?
A
Bij de noord/zuidpool
B
op 30 graden NB/ZB
C
op 60 graden NB/ZB
D
Bij de evenaar

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Video

waar zit de ITZ op 21 december
A
Westelijk halfrond
B
Zuidelijk halfrond
C
Noordelijk halfrond
D
Oostelijk halfrond

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

klimaatclassificatie van Köppen
A = tropisch klimaat (tropisch en savanneklimaat)
B= Droge klimaten (woestijn en steppe)
C= maritieme klimaten (verschillende zeeklimaten)
D=continentale klimaten (verschillende landklimaten)
E=Polaire Klimaten (toendra, vorst en hooggebergte) 
op basis van de samenhang tussen klimaat en natuurlijke plantengroei

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

klimaatfactoren
verklaren van de verschillende klimaten:
  1. geografische breedteligging
  2. reliëf (gebergtes en hoogte)
  3. type oppervlak (oceanen en continenten) 

Slide 13 - Tekstslide

zelfstandig aan de slag
afmaken 2.1 wereldwijde luchtstromen

maken:
2.2 Zeestromen en klimaatgebieden

Klaar ? -> nakijken paragrafen. Daarna examentraining: Peru en Argentinië 

Slide 14 - Tekstslide