NN6 HV2 - Woordenschat H1: Vergelijkingen

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00

Slide 1 - Tekstslide



  • Wat weet je al?
  • Introductie + uitleg woordenschat H1
  • Zelf aan de slag!

Wat gaan we deze les doen?

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerk
Dinsdag 2 november
Woordenschat H1: opdr. 1 t/m 6
Woordenschat H2: opdr. 1 t/m 4

Vrijdag 5 november:
Woordenschat H3: opdr. 1 t/m 5

Dinsdag 9 november:
Toets Woordenschat H1-3





Slide 3 - Tekstslide

Doel van deze les:
Ik kan vergelijkingen herkennen en begrijpen.

Slide 4 - Tekstslide

Beeldspraak
  • Wat is beeldspraak?
  • Heb je voorbeelden?
  • Waarom gebruik je beeldspraak?

Slide 5 - Tekstslide

Beeldspraak
Wanneer je iets zegt dat je niet letterlijk maar figuurlijk bedoelt, gebruik je beeldspraak.

Slide 6 - Tekstslide

Woordenschat H1: Vergelijking
In een vergelijking staan twee dingen naast elkaar die op elkaar lijken: 
                         het object (o)               en             het beeld (b)
Joris en Erick (de objecten) lijken op elkaar als twee druppels water (beeld)

Het object is iets uit de werkelijkheid: iets dat dus echt is. 
Het beeld is iets waar het object op lijkt


Slide 7 - Tekstslide

Woordenschat H1: Vergelijking
Joris en Erick (de objecten) lijken op elkaar als twee druppels water (beeld)

Er staat een verbindingswoord tussen object en beeld: als. 
Andere verbindingswoorden zijn: zo … als, lijkt wel, is net, een … van een …. 


Slide 8 - Tekstslide

Een paar voorbeelden:
Wat is het Object, het beeld en het verbindingswoord?

- Die man lijkt wel een beer!
- Lachen als een boer die kiespijn heeft. 
- Hij ging er als een haas vandoor. 

Slide 9 - Tekstslide

Beeldspraak
Een vergelijking is een vorm van beeldspraak.  Je gebruikt het beeld om een mens, dier of ding te verduidelijken, om het meer kracht te geven.

Beeldspraak is altijd 
figuurlijk bedoeld.

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 1 (in quizvorm)

Slide 11 - Tekstslide

Zo bang als een
A
wezel
B
hoentje
C
beer
D
mol

Slide 12 - Quizvraag

zo blind als een
A
garnaal
B
mol
C
beer
D
hond

Slide 13 - Quizvraag

zo doof als een
A
kwartel
B
vis
C
vogel
D
vos

Slide 14 - Quizvraag

zo fris als een
A
kat
B
spin
C
hond
D
hoentje

Slide 15 - Quizvraag

zo gezond als een
A
kip
B
vis
C
otter
D
zwaluw

Slide 16 - Quizvraag

zo nijdig als een
A
poes
B
paard
C
spin
D
vleermuis

Slide 17 - Quizvraag

zo slim als een
A
inktvis
B
kater
C
vos
D
hond

Slide 18 - Quizvraag

zo sterk als een
A
gorilla
B
olifant
C
leeuw
D
beer

Slide 19 - Quizvraag

zo vrij als een
A
vis
B
vogel
C
schaap
D
vlinder

Slide 20 - Quizvraag

zo ziek als een
A
hond
B
koe
C
paard
D
eend

Slide 21 - Quizvraag

Aan de slag!
Maak H1 Woordenschat: opdr. 1 t/m 6.
Je mag dit samen doen, maar overleg zachtjes.
Kies zelf of je uit het boek of online werkt.

Klaar? 
Leer de woorden van Woordenschat H1 of ga lezen uit je leesboek.
timer
20:00

Slide 22 - Tekstslide

Checkvragen
  1. Wat is beeldspraak?
  2. Wat is het Object?
  3. Wat is het beeld?
  4. Noem twee verbindingswoorden:

Slide 23 - Tekstslide

Checkvragen
Wat is beeldspraak?
Figuurlijk taalgebruik. Gebruikt om extra kracht te geven.
Wat is het Object?
Iets uit de werkelijkheid.
Wat is het beeld?
Iets waar het object op lijkt.
Noem twee verbindingswoorden:
Bijvoorbeeld: als, lijkt wel, zo ... als, een... van, is net.

Slide 24 - Tekstslide

Doel van deze les:
Ik kan vergelijkingen herkennen en begrijpen.

Slide 25 - Tekstslide

Huiswerk
Maandag 1 november
Woordenschat H1: opdr. 1 t/m 6
Woordenschat H2: opdr. 1 t/m 4

Vrijdag 5 november:
Woordenschat H3: opdr. 1 t/m 5

Dinsdag 9 november:
Toets Woordenschat H1-3





Slide 26 - Tekstslide