Je kent de 5 zintuigen
Je kunt de weg van een prikkel omschrijven
Je kent de lagen van de huid
Je weet voor welk zintuig de huid dient
Je kan uitleggen hoe een impuls zich door het centrale zenuwstelsel verplaatst.
Je kent de onderdelen van het centrale zenuwstelsel.
Je kant het verschil tussen aangeleerd en aangeboren gedrag benoemen.