Situatie:
Je loopt stage in een verpleeghuis. Tijdens de lunchpauze zit je samen met een paar collega’s in de kantine. Een medestudent vraagt je in het bijzijn van anderen:
“Zeg, jij loopt toch op afdeling De Linde? Hoe gaat het eigenlijk met mevrouw Van Dijk? Dat is de buurvrouw van mijn oma, ze lag er laatst nog zo slecht bij.”
Je weet precies wie mevrouw Van Dijk is, en je hebt haar vanochtend nog verzorgd. Ze is inderdaad erg achteruitgegaan.