Tekst 1 (fases 2 en 3)

Tekst 1: Criminelen uit het dierenrijk
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
Begrijpend lezenBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Tekst 1: Criminelen uit het dierenrijk

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
* We herhalen kort wat we al weten van de tekst.

* We lezen de tekst goed door.

* We gaan de betekenis van woorden leren raden.

* We gaan nieuwe woorden leren.

* We gaan een top 3 maken, welk dier is de grootste crimineel?

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je nog over de tekst?



* Hoe zag de tekst eruit?

* Waar ging de tekst over?

Slide 3 - Tekstslide

Hoe kun je raden wat woorden betekenen?

Daar zijn verschillende manieren, methodes, voor.

Vandaag gaan we met 5 methodes oefenen.

We leren tegelijkertijd de betekenis van nieuwe woorden.

Slide 4 - Tekstslide


streken

Slide 5 - Tekstslide

Wat betekent 'streken' in deze tekst?
A
strijken, verleden tijd
B
slechte daad
C
regio, provincie

Slide 6 - Quizvraag

Methode 1 van woorden raden:
Bekijk de andere woorden die dichtbij het woord staan
Wat betekent 'streken' hier?
strijken? (Wij streken ons shirt.)
gebieden? (Twente is een streek in Nederland.)

NEE! DAT PAST HIER NIET!

IK LEES:
''Ze zien er schattig uit, maar (dat zijn ze dus niet).''
Want: Ze halen ''smerige streken uit.''
Het zijn ''gemeneriken.'' Ze zijn gemeen. Ze doen dus gemene dingen, smerige streken.

Slide 7 - Tekstslide


goedzak

Slide 8 - Tekstslide

Goedzak
A
Een tas die stevig is
B
(vaak) een wat dikkere man die aardig is
C
Iemand die aardig is maar iets stoms doet.

Slide 9 - Quizvraag

Methode 2 van woorden raden:
Vergelijk met andere woorden






             Wat een dikzak, hè?                 
                                                                                       Deze man lijkt mij een goedzak.

Slide 10 - Tekstslide


koelbloedig

Slide 11 - Tekstslide

koelbloedig
A
kalm
B
iemand met blauw bloed
C
iemand die overleden is

Slide 12 - Quizvraag

Methode 3 van woorden raden:
Kijk naar een deel van het woord [KOEL], wat weet je daarvan?
                             Donald Duck is heel snel boos.
                              Hij krijgt het er warm van.
                              Het stoom komt hem dan uit de oren.
                              Echt een heetgebakerd type!


                                                                                                                                    
                                                                                                                      Deze jongen reageert wel heel koeltjes.                                                                                                                                                  Wat een koele kikker is hij.
                                                      Wat een coole gast.                        Een KOELbloedig typje, dat is duidelijk!                   
                                                                                                                      

Slide 13 - Tekstslide


koppensneller

Slide 14 - Tekstslide

koppensneller
A
iemand die koppen afhakt
B
iemand die snel kan denken
C
iemand die snel thee drinkt

Slide 15 - Quizvraag

Methode 3 van woorden raden:
Kijk naar een deel van het woord [KOPPEN], wat weet je daarvan?
                                                        
                                                               Hier zie je meerdere koppen/hoofden.
                                                                   Het is het bovenste deel van ons lijf.


                                         Een tekstkop is de naam van een tekst.
                                         Hij staat bovenaan een tekst.

                                                 Hier zie je een KOPPENsneller aan het werk.
                                                         Hij haalt het bovenste deel van de paal.
                                           Het stuk dat boven de grond komt, moet er af.



Slide 16 - Tekstslide


gangenstelsel

Slide 17 - Tekstslide

gangenstelsel
A
een paar gangen
B
een systeem
C
allemaal gangen die op elkaar aansluiten

Slide 18 - Quizvraag

Methode 4 van woorden raden:
Bekijk plaatjes in de tekst of zoek op Google naar plaatjes
1. Plaatje in tekst:                                                                         3. Twee zoektermen:
Een mol in een gang                                                                    'gangenstelsel mol'
onder de grond.

Maar wat is dan een
'gangenstelsel'?            2. Eén zoekterm (= woord dat
                                                   je opzoekt): 'gangenstelsel'

Slide 19 - Tekstslide


gebaseerd (op)

Slide 20 - Tekstslide

gebaseerd op
A
nagemaakt
B
afgeleid van iets anders
C
overgeschreven

Slide 21 - Quizvraag

Methode 5 van woorden raden:
Bedenk waar je het woord eerder hebt gezien.
                                                                     ''Deze film is gebaseerd op een waargebeurd verhaal''            
                                                                                                                                        

                                                                                                                                           De films van Shrek zijn
                                                                                                                                           gebaseerd op dit boek
                                                                                                                                           uit 1990, wist jij dat?

Slide 22 - Tekstslide

We lezen de tekst verder...
... en jij onderstreept + raadt de woorden op je antwoordblad.

Dat zijn de vragen 6 tot en met 9.


Slide 23 - Tekstslide

Lees de tekst uit en...

... raad in je hoofd de moeilijke woorden
per stripverhaaltje.

Check of het (ongeveer) klopt met wat er op je antwoordenblad staat.




Slide 24 - Tekstslide

We lezen samen 'de zeehond'






* We vullen het schema in bij 'De zeehond' in
* De rest doe je in tweetal

Slide 25 - Tekstslide

Wat gaan we doen?


* Je gaat een top 3 maken.

* Welk dier verdient de zwaarste straf
(als het een mens zou zijn)?

Slide 26 - Tekstslide

Laatste opdracht:


* Leg dit plaatje uit.

Zie: antwoordenblad voor
een voorbeeld.

Slide 27 - Tekstslide

Wat hebben we geleerd deze les?

Slide 28 - Tekstslide