Gentiaan 2H 30-11

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Magst du...?

Ja, ich mag...

                                                       Nein, mag ich nicht!

• Nudeln
• Rosenkohl
• Zwiebel
• Reis
• Milch
• Äpfel
• RedBull

Teste dich selbst

... Männer

... Frau

... Lied

... August

... Osten

... Brötchen

... Mannschaft

... Musik

alt

verloren

warm

arm

groß

reich

schön

gelacht

gesungen

sein

haben

Programm

Rückblick

Lernziele

Grammatik

• Uhrzeiten + Genus
  

Schritt 14 + 15

• Aufgaben 1,2, 3, 4

Rückblick

Was haben wir letztes Mal gemacht oder gelernt?

Lernziele

Ik kan vertellen hoe laat het / iets is

Ik weet de verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke woorden

Wie spät ist es?

• Ich werde gleich Fragen: ''Wie spät ist es?''
• Hand/Finger hoch wenn die richtige Antwort vorbeikommt
• Ich werde dann gleich einer von euch Fragen die richtige Antwort vorzulesen

Es gibt jetzt nur fünf kleine Aufgaben

Wie spät ist es?

1. Es ist fünf nach zwei.
2. Es ist fünf Uhr.
3. Es ist Viertel vor zwei.

Wie spät ist es?

1. Es ist zehn Uhr.
2. Es ist halb sechs.
3. Es ist Viertel vor sieben.

Wie spät ist es?

1. Es ist neun Uhr .
2. Es ist fünf vor halb zehn.
3. Es ist halb eins.

Wie spät ist es?

1. Es ist neun Uhr.
2. Es ist halb fünf .
3. Es ist Viertel vor neun.

Wie spät ist es?

1. Es ist Viertel vor vier.
2. Es ist Viertel nach vier.
3. Es ist halb zehn.

der      /   die     /   das     /     die

... Mann

... Vater

... Stier

... Lehrer

.... Polizist

... Frau

... Mutter

... Kuh

... Lehrerin

.... Polizistin

... Kind

... Mädchen

... Herz

... Baby

.... Handy

... Kinder

... Mädchen

... Herzen

... Männer

.... Handy

Der, die und das

De lidwoorden in het Nederlands:

de en het

worden in het Duits aangegeven met:

der, die und das

Het is handig om bij de uitleg aantekeningen te maken!

Geslacht: der, die of das? 

Hoe kun je weten of een woord der, die of das is? 

mannelijk: der 

vrouwelijk: die 

onzijdig: das

mannelijk = der

dieren van het mannelijke geslacht 

• bijv. der Stier, der Wolf, der Hahn 
  

de namen van de dagen, maanden, jaargetijden, windrichtingen 

• bijv. der Sonntag , der Januar, der Sommer, der Norden
  

vrouwelijk = die

dieren/personen van het vrouwelijk geslacht 

• bijv. die Kuh = de koe, die Lehrerin = de lerares
  

woorden, die eindigen op: 

• -schaft, -ei, -heit, -ung, -keit, -ion, -ität 
  

De meeste woorden die op een -e eindigen zijn vrouwelijk, dus die

onzijdig = das

hele werkwoorden die als zelfstandig naamwoord gebruikt worden 

• bijv. das Hoffen, das Denken, das Essen, das Lesen
  

woorden eindigend op -chen of -lein (betekenis: -tje) 

• bijv. das Löffelchen = het lepeltje, das Kindlein = het kindje 
  

De meeste woorden waar je "het" voor staat, zijn in het Duits das

Exitticket

Schrijf in het Duits:

• het is 17.20
• het is kwart voor 4
• het is 4.39

Wanneer:

• is een woord mannelijk
• is een woord vrouwelijk
• is een woord onzijdig

De dagen van de week

• de Maandag
• de Woensdag
• de Vrijdag

Je mag de les pas verlaten als je antwoord hebt gegeven op de volgende vragen:

lever je blaadje in voor je het lokaal verlaat

Schrijf in het Duits:

• Hoe laat sta je op?
• Hoe laat begint school?
• De school begint om 8.30

Aufgaben

Schritt 14

Aufgabe 2+4

Schritt 15

Aufgabe 1+2+4