Klas 3 H5.3 Beelden maken met een lens

H5.3 Beelden maken met een lens
  • Herhaling H5.2
  • Uitleg H5.3
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiting
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H5.3 Beelden maken met een lens
  • Herhaling H5.2
  • Uitleg H5.3
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiting

Slide 1 - Tekstslide

H5 LICHT
§ 5.3 Beelden maken met een lens

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling §5.3 van IR tot UV
Wat weet jij nog van §5.2?

Slide 3 - Open vraag

Leerdoelen §5.3
  1. Je kunt kenmerken van positieve en negatieve lenzen benoemen.
  2. Je kunt positieve en negatieve lenzen onderscheiden.
  3. Je kunt onderscheid maken tussen een reëel beeld en een virtueel beeld.
  4. Je kunt een beeld construeren, dat gevormd wordt door een positieve lens.
  5. Je kunt voorwerpsafstand en beeldafstand van een positieve lens beschrijven.
  6. + Je kunt een aantal lensfouten en lenseigenschappen beschrijven. 

Slide 4 - Tekstslide


Door een fel verlicht voorwerp vóór een bolle lens te zetten kun je een projectie maken van het voorwerp. 
1
Bij projecteren staat het beeld altijd omgekeerd 
2

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Bolle lens
Een bolle lens knikt de lichtstralen naar binnen.



CONVERGERENDE WERKING

Slide 7 - Tekstslide

Een sterkere lens breekt de lichtstralen meer naar binnen. De brandpuntsafstand is dan kleiner.

Slide 8 - Tekstslide

Bolle lens
De lijn die door het midden van de lens gaat en loodrecht op de lens staat.
Afstand tussen brandpunt en lens.

Slide 9 - Tekstslide

Brandpunt
Het brandpunt van een bolle lens is het punt waar de lichtstralen samenkomen als op de lens een evenwijdige lichtbundel schijnt. 

Slide 10 - Tekstslide

Bij projecteren ontstaat een beeld op het scherm. Alleen als je het scherm op de juiste plek zet krijg je een scherp beeld.

De plaats waar een scherp beeld ontstaat, kun je bepalen met een tekening. Daarvoor gebruik je twee constructiestralen.

Slide 11 - Tekstslide

Beeld tekenen
Om te bepalen hoe groot het scherpe beeld op het scherm is, maak je een tekening. 
Je gebruikt een belangrijke eigenschap van lichtstralen bij lenzen.

(1) Een lichtstraal evenwijdig aan de hoofdas gaat na de lens door het brandpunt

Slide 12 - Tekstslide

Beeld tekenen positieve lens
1
2
3
4

Slide 13 - Tekstslide

Beeld tekenen
Om te bepalen hoe groot het scherpe beeld op het scherm is, maak je een tekening. 
Je gebruikt een belangrijke eigenschap van lichtstralen bij lenzen.

(2) Een lichtstraal die door het midden van een lens gaat verandert niet van richting.

Slide 14 - Tekstslide

Beeld tekenen positieve lens
1
2
3
4

Slide 15 - Tekstslide

Beeld tekenen
Om te bepalen hoe groot het scherpe beeld op het scherm is, maak je een tekening. 
Je gebruikt een belangrijke eigenschap van lichtstralen bij lenzen.

(3) Een lichtstraal door brandpunt gaat na de lens evenwijdig verder

Slide 16 - Tekstslide

Beeld tekenen positieve lens
1
2
3
4

Slide 17 - Tekstslide

Beeld tekenen positieve lens
1
2
3

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Zelfstandig werken
  • Wat: - Lees je boek paragraaf 5.3 blz. 102 t/m 105, Schrijf de betekennis van de blauw worden.
  • - Maak in je werkboek opgaaf 39 t/m 48 blz. 22 t/m 23.
  • Hoe: zelfstandig werken. 
  • Hulp: Nova boek 
  • Tijd: 20 min. 
  • Uitkomst: 5.3 af 
  • Klaar: Lees H5.4 en maak de opgaven.     
           
     
           
     
timer
15:00

Slide 21 - Tekstslide