Hoofdstuk 28 - Paul koopt nieuwe kleren

Hoofdstuk 28 - Paul koopt nieuwe kleren
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Speciaal OnderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 28 - Paul koopt nieuwe kleren

Slide 1 - Tekstslide

Lezen
Lees de tekst. 
Ken je een woord niet? Zoek het op!
Zoek niet de hele zin op! 
Probeer zelf te lezen, niet met Google Translate. 
Schrijf nieuwe woorden op! 

Slide 2 - Tekstslide

Lees de tekst
Paul is in de kledingwinkel. 
Hij ziet een mooie blauwe spijkerbroek.
Hij past de broek in de paskamer.
Maar wat is dat?
De knoop van de broek gaat niet goed dicht.
Paul kijkt naar zijn buik.
Ik eet te veel koekjes, denkt hij. 



Slide 3 - Tekstslide

Paul past een ...
A
overhemd
B
spijkerbroek
C
trui

Slide 4 - Quizvraag

Waar past Paul de broek?
A
In de winkel
B
Bij de spiegel
C
In de paskamer

Slide 5 - Quizvraag

Waarom past de broek niet?
A
De broek is te kort
B
De knoop gaat niet dicht

Slide 6 - Quizvraag

De broek past niet. Wat denkt Paul?

Slide 7 - Open vraag

Lees de tekst
Een verkoper vraagt: 'Past de broek?'
'Nee', zegt Paul. 'De broek is te klein.
Heeft u een maat groter?'
De verkoper brengt maat L.
Paul past de broek.
De knoop kan nu dicht.

Slide 8 - Tekstslide

Lees de tekst
'De broek past precies!' zegt hij.
Paul koopt de broek.
En hij koopt ook een wit overhemd.

Slide 9 - Tekstslide

De eerste broek is ...
A
goed
B
te groot
C
te klein

Slide 10 - Quizvraag

Wat vraagt Paul?
A
Heeft u een grote broek?
B
Heeft u een maat groter?
C
Heeft u een maat kleiner?

Slide 11 - Quizvraag

Paul past deze broek precies.
A
ja
B
nee

Slide 12 - Quizvraag

De knoop kan dicht.
Wat is het tegenovergestelde van 'dicht'? (Wat is 'niet dicht'?)

Slide 13 - Open vraag

Lees de tekst
De verkoper vraagt: 'Heeft u nog iets nodig?'
'Ja', zegt Paul, 'ik zoek een mooi horloge.'
De verkoper zegt: 'Een moment alstublieft.'
Hij komt terug met een groot zwart horloge.
Paul vindt het horloge heel mooi.
Het horloge is duur.
Maar Paul zegt: 'Ik koop alles!'

Slide 14 - Tekstslide

Wat zoekt Paul?
A
zijn bril
B
een horloge
C
schoenen

Slide 15 - Quizvraag

De verkoper zegt: 'Een moment'.
Wat betekent dat?
A
Even wachten
B
Heel mooi
C
Een minuut

Slide 16 - Quizvraag

Het horloge is ...
A
bruin
B
goud
C
zwart

Slide 17 - Quizvraag

Het horloge is duur. Paul koopt het horloge.
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Lees de tekst
De verkoper en Paul lopen samen naar de kassa.
De verkoper vraagt: 'Gaat u naar een feest?'
'Nee', zegt Paul. 'Ik ga naar een restaurant met mijn Spaanse vriendin!'
De verkoper lacht.
'Wat leuk!' zegt hij.

Slide 19 - Tekstslide

Waar gaat Paul naartoe?

Slide 20 - Open vraag

Met wie gaat Paul naar het restaurant?
A
met een Nederlandse vriendin
B
met Paula
C
met een Spaanse vriend

Slide 21 - Quizvraag