39. Blok 5 week 2 les 9 apostrof


   Wat is het meervoud van baby?
1 / 48
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les


   Wat is het meervoud van baby?

Slide 1 - Open vraag

lesdoel
Jullie gaan leren wat een apostrof is en jullie kunnen  hierdoor alle woorden met een apostrof correct schrijven.

Slide 2 - Tekstslide

Hoe noem je het rode teken in het woord?
's avonds

Slide 3 - Open vraag

Slide 4 - Video

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

's morgens
Vroeger zei men des morgens
De apostrof staat op de plaats van de

z'n jas
Officieel is het zijn jas

De apostrof kan dus letters vervangen

Slide 7 - Tekstslide

piano
De laatste klank is lang 
De laatste letter is a, i, o, y of u

Dan apostrof s --> 's
piano's

Slide 8 - Tekstslide

Romy's bril
Het is Marions bril maar Anne’s jas.
Als je achter Anna een s zou zetten, zou je de naam niet goed uitspreken.

Sherena's fiets
Hassans laptop


Slide 9 - Tekstslide

Pony'tje
Verkleinwoorden van woorden die eindigen op y.

Baby'tje
Lolly'tje
Jury'tje


Slide 10 - Tekstslide

vmbo'er
Woorden met een afkorting of een cijfer.
Deze woorden krijgen een apostrof bij het maken van het meervoud, het verkleinwoord of bij het toevoegen van een achtervoegsel.

Bijvoorbeeld: tv’s, A5’je, vmbo’er.

Slide 11 - Tekstslide

Voor al deze voorbeelden geldt dat je een apostrof gebruikt
ter vervanging van een aantal letters
of om een woord goed uit te spreken

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Schrijf op:
één baby, twee ........

Slide 15 - Open vraag

Schrijf op:
één paraplu, twee ........

Slide 16 - Open vraag



twee panda......

Slide 17 - Open vraag



Jordi... bal

Slide 18 - Open vraag

Hoe spreek jij dit uit?

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Dit boek is van Emma.
Het is ......... boek.

Slide 21 - Open vraag

Gebruik de apostrof.
des middags

Slide 22 - Open vraag

De auto is van Bruno.
Het is ......... auto.

Slide 23 - Open vraag


Kun je letters in de onderstreepte woorden weglaten?

Slide 24 - Open vraag


één menu - twee .......

Slide 25 - Open vraag


Vul het woord met apostrof in!

Slide 26 - Open vraag


Maak het woord af
Lena is EHBO....

Slide 27 - Open vraag

Wanneer gebruik je een apostrof.

Slide 28 - Open vraag

Wat is het aanwijzend voornaamwoord?
Wanneer is dit monument gemaakt?

Slide 29 - Open vraag

deze hond 
dit hondje
die hond
dat hondje
Als iets dicht bij je is gebruik je deze of dit.
Als iets verder van je is gebruik je die of dat.

Slide 30 - Tekstslide

Doel van de les:
Jullie kunnen een aanwijzend voornaamwoord herkennen, benoemen en gebruiken in een zin.

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

Wat is een aanwijzend voornaamwoord?
A
Mijn, jouw, haar, uw, ons, jullie etc.
B
Ik, jij, hij, zij, wij, jullie etc.
C
Wijst iets aan: deze, die, dit en dat
D
Plakt twee zinnen aan elkaar

Slide 33 - Quizvraag

Wat is het aanwijzend voornaamwoord:

Ik pak deze schep wel morgen.

Slide 34 - Open vraag

Wat is het aanwijzend voornaamwoord:

Ik loop achter die man aan.

Slide 35 - Open vraag

DAT filmpje van net was al heel leuk maar DIT filmje hier is ook de moeite waard!

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Video

Wat is het aanwijzend voornaamwoord:

Slide 38 - Open vraag

Wat is het aanwijzend voornaamwoord:

Slide 39 - Open vraag

Wat is het aanwijzend voornaamwoord:

Slide 40 - Open vraag

Slide 41 - Tekstslide

Waar zie ik 2 aanwijzend voornaamwoorden voor
DICHTBIJ.
A
Deze, Die
B
Dit, Dat
C
Dit, Deze
D
Die, Dat

Slide 42 - Quizvraag

Slide 43 - Sleepvraag

Slide 44 - Sleepvraag

Slide 45 - Tekstslide

Vul het juiste aanwijzend voornaamwoord in:

....paaseitje hier is veel groter dan dat eitje daar.
A
deze
B
dat
C
die
D
dit

Slide 46 - Quizvraag

Maak zelf een zin met een aanwijzend voornaamwoord.

Slide 47 - Open vraag

GROEP 8
 Taal: Thema 5, week 2
Les 9

OPGAVE 2
OPGAVE 3
20 x PLUSSEN

Slide 48 - Tekstslide