15.1 Energiestromen

H15 Kwetsbare ecosystemen
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

H15 Kwetsbare ecosystemen

Slide 1 - Tekstslide

15.1 Leerdoelen: na deze les...
1) kan je omschrijven of en zo ja waarom en wanneer een ecosysteem kwetsbaar is.
2) weet je hoe de energiestroom loopt in een voedselketen.
3) kan je het het verschil tussen foto-autotroof en chemo-autotroof uitleggen.
4) kan je beredeneren waarom er energie verloren gaat in een voedselketen.

Slide 2 - Tekstslide

Energie in ecosystemen
Aan de basis van ecosystemen staan de producenten.
Die zijn in staat om zelf energierijke organische stoffen te vormen uit anorganische stoffen.
Organische stoffen zijn stoffen met C-H bindingen (koolhydraten, vetten, eiwitten). 
Anorganische stoffen zijn alle andere stoffen (zoals water, CO2, NH3)

Slide 3 - Tekstslide

Producenten 
Fotosynthese:
6 CO2 + 6 H2O + zonlicht ->  C6H12O6 (glucose) + 6 O2
Planten en sommige bacteriën zijn foto-autotroof
Autotroof: in staat zelf organische stoffen te maken uit anorganische stoffen.
Foto-autotroof: met behulp van energie uit zonlicht.

Slide 4 - Tekstslide

Chemo-autotroof
Sommige bacteriën zijn chemo-autotroof: in staat om organische stoffen te maken uit anorganische stoffen met behulp van energie uit een chemische reactie.

Slide 5 - Tekstslide

Chemosynthese voorbeelden
Bacterie Nitrosomonas (nitrietbacterie)
     2NH3 + 3 O2 ➝ 2 NO2-  + 2 H2O + 2 H+  + energie
Bacterie Nitrobacter (nitraatbacterie)
     2NO2-  + O2 ➝ 2 NO3-  + energie
Met de energie die vrijkomt wordt uit CO2 en water glucose gevormd.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Heterotrofe organismen
Organismen die voor hun energie aangewezen zijn op andere organismen noem je heterotroof: consumenten.
Een deel van de organische stoffen uit hun voedsel gebruiken ze als bouwstof.  Een ander deel gebruiken ze als brandstof. Daarbij gaat een deel van de energie verloren in de vorm van warmte.

Slide 8 - Tekstslide

Reducenten
Aan het einde van de voedselketen staan reducenten.
Dit zijn de organismen die de organische stoffen uit dode consumenten en producenten omzetten naar anorganische stoffen (en daar hun energie uit halen). 
Reducenten zijn schimmels en bacteriën.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

vraag energiestromen
bekijk de afbeelding op de volgende slide en Binas 93A2

Een ecoloog bepaalt de energiestromen bij organismen in een rivier. De efficiëntie waarmee planten met energie omgaan is Pp/I; bij herbivoren is dat Ph/Pp.

Wie gaan efficiënter om met energie, planten of herbivoren? 
Geef je berekening weer in procenten.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Antwoord energiestromen
De herbivoren.
Pp van planten is 63 kJ/m2/dag, hun I is 6300 kJ/m2/dag. De efficiëntie van planten is dus 0,01 = 1%.
Ph van herbivoren is 6,3 kJ/m2/dag, de Pp is 63kJ/m2/dag. De efficiëntie van herbivoren is dus 0,1 oftewel 10%.

Slide 16 - Tekstslide

Vraag energiesstromen
De waarde van N is in de rivier 18% van Pp. 
Dat is lager dan de N in een bos (21%).

Leg uit dat de herbivoren in een rivier meer van de planten eten dan de herbivoren in een bos.

Slide 17 - Tekstslide

Antwoord energiestromen
In een bos hebben de planten meer houtige delen dan in een rivier. Hout is over het algemeen niet aantrekkelijk voor planteneters. In een rivier valt dus relatief meer te eten.

Slide 18 - Tekstslide

15.1 Leerdoelen: na deze les...
1) kan je omschrijven of en zo ja waarom en wanneer een ecosysteem kwetsbaar is.
2) weet je hoe de energiestroom loopt in een voedselketen.
3) kan je het het verschil tussen foto-autotroof en chemo-autotroof uitleggen.
4) kan je beredeneren waarom er energie verloren gaat in een voedselketen.

Slide 19 - Tekstslide