THK - p8 - les 3

Prothetische tandheelkunde
les 3

 H.10.4 - p. 306
  • 10.4.1 Prothesen (Volledige prothese)
1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
THKMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Prothetische tandheelkunde
les 3

 H.10.4 - p. 306
  • 10.4.1 Prothesen (Volledige prothese)

Slide 1 - Tekstslide

Planning periode
week 1: uitval
week 2: 10.1 + 10.2
week 3: uitval
week 4: 10.3
week 5: 10.4.1
week 6: 10.4.2 t/m 10.4.5
week 7: 10.5 + 10.6
week 8: 10.7
week 9: toetsing

Slide 2 - Tekstslide

Terugblikken les 2
1. Maak tweetwallen;
2. Blader samen nog even in het boek (vorige hoofdstuk);
3. Noteer zoveel mogelijk begrippen zonder betekenis;
4. Schrijf deze op papier.

timer
5:00

Slide 3 - Tekstslide

5. Wissel nu je lijst met begrippen uit met een ander tweetal;
6. Vul de betekenis aan op het ontvangen lijstje;

timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Welk begrip vind jij nog lastig?

Slide 5 - Woordweb

Leeronderwerpen
10.4 Prothesen

10.4.1 Volledige prothesen:
  • zitting 1
  • zitting 2
  • zitting 3
  • zitting 4
  • zitting 5

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van de les weet je...

  • Verschillende groepen patiënten te benoemen;
  • Welke functies er worden beïnvloed door een prothese;
  • Waar de 5 zittingen uit bestaan voor een volledige prothese.

Slide 7 - Tekstslide

Welke verschillende groepen patiënten kennen we al?

Slide 8 - Open vraag

10.4 Prothesen
Verschillende groepen patiënten:
  1. De geheel tandeloze patiënt;
  2. De patiënt die in één kaak tandeloos is en in de andere kaak nog (alle) elementen heeft, en die zijn restelementen wil behouden;
  3. De patiënt die in de OK/BK elementen mist en daardoor kauwklachten of klachten wat betreft uiterlijk heeft en de restelementen wil behouden;
  4. De patiënt die nog enkele/alle elementen heeft en alle elementen wil laten trekken > volledige prothese

Slide 9 - Tekstslide

Geholpen worden door...
Patiënten die zijn nog aanwezige elementen wil behouden:
               opknappen elementen, gedeeltelijke/uitneembare prothese, 
(vaste voorzieningen) etsbrug, kronen en bruggen.      voorwaarde: elementen >> goede conditie

Patiënten die in één of beide kaken tandeloos is:
               volledige boven- en/of onderprothese

Patiënten die zijn nog aanwezige elementen wil laten trekken:
               afhankelijk van de conditie en motivatie >> opknappen of volledige prothese

Slide 10 - Tekstslide

Herstel van functies
Beïnvloeden van spraak > herstelt veelal helemaal binnen een aantal weken;
Occlusie en articulatie > individuele zaak

! Bereidheid van een patiënt om aan de prothese te wennen

Gewoonten, hobby of beroep > moeilijk wennen: pijprokers, blazers, zangers

Slide 11 - Tekstslide

Zittingen
1e zitting: De beginafdruk
2e zitting: De individuele afdruk
3e zitting: De beetbepaling
4e zitting: Het passen in was
5e zitting: Het plaatsen van de prothese



Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

1e zitting:

Slide 14 - Woordweb

1e zitting: de beginafdruk
De eerste voorlopige, afdrukken van de OK/BK worden gemaakt met alginaat: alle anatomische structuren tot en met de overgang van vast naar niet-aan-gehecht tandvlees moeten te zien zijn.


Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

2e zitting:

Slide 17 - Woordweb

2e zitting: de individuele afdruk
Het maken van een precisieafdruk wordt gemaakt met behulp van de individuele lepel.

  • Lepels worden in de mond gepast: lepelrand te kort, te lang, te dik of te dun is          bijgefreesd

Slide 18 - Tekstslide

Waar moet de precisieafdruk aan voldoen?
  1. De prothese zo veel mogelijk houvast krijgt;
  2. Rekening wordt gehouden met de spier-, en weefselbegrenzing in het gebied van de gebitsprothese;
  3. Dat er een precieze weergave van het weefseloppervlak is;
  4. Om dit te bereiken wordt de rand van de lepel gevormd met stents of was.

Slide 19 - Tekstslide

Controleren op trek- en kipretentie
De retentie van een prothese is de weerstand tegen krachten die de prothese willen losmaken van de basis.
Trekretentie: valt te controleren door aan het handvat te trekken in een richting loodrecht op de basis.
Kipretentie: is de retentie tegen kantelkrachten die optreden bij het afbijten

Als de trek- en/of kipretentie onvoldoende is, kan er een lek aan de randen of in de lepel zijn of de randen heeft niet de juiste lengte.

Slide 20 - Tekstslide

Retentie. a De kipretentie wordt gecontroleerd door tegen het handvat te duwen; b de trekretentie door aan het handvat te trekken.

Slide 21 - Tekstslide

... is de retentie tegen kantelkrachten die optreden bij het afbijten
A
Trekretentie
B
Kipretentie

Slide 22 - Quizvraag

Definitieve afdrukken
Voldoet de opgebouwde lepel? 

           kaak afgedrukt met een dun-vloeibaar precisie afdrukmateriaal > elastomeer.
Ingepakt en in het laboratorium wordt een hardgipsmodel gemaakt, dat dient als definitieve basis voor de te maken prothese.


Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

3e zitting:

Slide 25 - Woordweb

3e zitting: de beetbepaling
In de derde zitting worden de verticale en de horizontale relatie bepaald, evenals kleur en soort van de boven frontelementen.

  •  relatiebepaling
  •  verticale relatiebepaling
  •  horizontale relatiebepaling
  •  vastleggen centrale relatie

Slide 26 - Tekstslide

Hoe wordt relatiebepaling gedaan?
  1. Eerst wordt de lipvulling aangebracht, door was op te brengen of af te nemen van de bovenwaswal;
  2. 1 mm onder de bovenlip in rust een teken aangebracht met een wasmes. Daar komt de incisale rand van de bovenincisieven. Door de patiënten de letter F te laten uitspreken, heeft men een goede indicatie voor de juiste hoogte van de bovenwasval;
  3. Daarna wordt m.b.v. een zogeheten beetvork de richting van de bovenwaswal vastgelegd. Met een Rim Former die in vlam verwarmd is, wordt de waswal geheel vlak gemaakt.

Slide 27 - Tekstslide

Beetvork

Slide 28 - Tekstslide

Rim Former

Slide 29 - Tekstslide

Wat doet een Rim Former

Slide 30 - Open vraag

Het occlusievlak
a. Het occlusievlak loopt evenwijdig aan de pupillijn.
b. Het occlusievlak loopt evenwijdig aan het vlak van Camper: vlak voor beide gehooruitgangen naar de onderzijde van de neus.

Slide 31 - Tekstslide

Wat is het vlak van Camper

Slide 32 - Open vraag

Verticale relatiebepalen
Rusthoogte: De patiënt moet rechtop zitten en bijvoorbeeld slikken, de lippen losjes op elkaar houden, of de ‘m’ of ‘i’ uitspreken. Hierdoor bereikt men vaak een ontspannen staat van de spieren in het gezicht. De afstand tussen een punt boven de mond, meestal een puntje op de neus, en een punt onder de mond, meestal een puntje op de kin, wordt een aantal keren gemeten. Komt de patiënt steeds op ongeveer dezelfde rusthoogte uit dan wordt deze hoogte gekozen.
Beethoogte: De onderwaswal wordt zo bijgesneden dat na het plaatsen in de mond links en rechts een volledig en gelijktijdig contact ontstaat bij dichtbijten. De hoogte van de onderwaswal moet zo zijn, dat bij dichtbijten de beethoogte gemeten wordt. De beethoogte moet 2–3 mm minder zijn dan de gevonden rusthoogte

Slide 33 - Tekstslide

Beet bepalen:

De waswal in de bovenkaak verloopt evenwijdig aan het vlak van Camper (stippellijn) en is 1 mm lager dan de bovenliplijn. Bij dichtbijten is er maximaal contact tussen onder- en bovenwaswal. In rusthouding bestaat er een freeway space van 2 mm. De hoogten worden gemeten met een lineaal tussen een punt boven en onder de mond (neus en kin).
Hoe groot is de beethoogte?
+ 65mm
Hoe groot is de rusthoogte?
+ 67mm

Slide 34 - Tekstslide

Horizontale relatiebepaling
Methoden om de centrale relatie te vinden:

  • De tandarts geleidt de OK, uitgaande van een wijs geopende mond, naar achter met de hand. De meest achterwaartse stand is dan te voelen >> guided closure methode
  • De patiënt laten slikken en vervolgens laten dichtbijten;
  • De patiënt, met de tongpunt achter tegen het palatum aan, laten dichtbijten;
  • De pijlpuntregistratie.

Slide 35 - Tekstslide

Bepalen van de centrale relatie m.b.v. de pijlpuntregistratie
In het vlak van de bovenwaswal wordt een metalen schrijftafeltje gesmolten dat is bestreken met een lak. In de onderste beetplaat wordt een metalen plaatje bevestigd met een schrijfpin, De pin moet uit geschroefd worden tot beethoogte. De patiënt maakt nu alle mogelijke bewegingen met de OK in horizontale vlak. Op de schrijftafeltje verschijnt de pijlpunt. De centrale relatie is de positie waarin de schrijfpin zich juist binnen de punt van de figuren bevindt.

Slide 36 - Tekstslide

Vastleggen centrale relatie
  • Op de onder- en bovenwaswal worden strepen gezet, zodat de waswallen na verwijdering uit de mond in de juiste positie t.o.v. elkaar zijn terug te plaatsen;
  • Met snelhardend gips wordt een gipsslot gemaakt;
  • Met dun-vloeibare was wordt als het ware een wasbeet op de waswallen gemaakt;
  • In de onderwaswal worden kogeltjes geplaatst die licht worden verwarmd en men laat patiënt dichtbijten, waardoor men een afdruk van de kogeltjes in de bovenwaswal krijgt;
  • De meest betrouwbare vorm is het gipsslot, omdat dit altijd weer teruggeplaatst kan worden na ingipsen van modellen en beetplaten in de articulator (zie afbeelding).

Slide 37 - Tekstslide

a. inkerven        b. gipsslot

Slide 38 - Tekstslide

De kleur en vorm van de tanden en kiezen bepalen
Verschillende manieren:
  1. De patiënt kan zelf aangeven hoe de BF-tanden van zijn prothese eruit moet zien (kan lijken op de oude prothese)
  2. De patiënt wil zijn nieuwe prothese laten lijken op zijn eigen tanden van vroeger (voor een goede beschrijving > foto)

Slide 39 - Tekstslide

Opmeten 'nieuwe' gebitselementen

De breedte van het totale front wordt door de tandarts op de bovenwaswal opgemeten. Een hulpmiddel om deze breedte te bepalen is, dat het distale vlak van een cuspidaat in de BK gemiddeld achter de mondhoek, met de lippen in rust, ligt.


De lengte van de tanden wordt bepaald door de hoogte van de lachlijn. De lachlijn geeft aan in welke mate elementen bij het lachen zichtbaar zijn. Dit is per persoon verschillend. Het cervicale deel van het element valt samen met de lachlijn. De vorm van de tanden wordt aangepast aan de vorm van het gezicht.

Slide 40 - Tekstslide

Diverse gebitselementen
Het materiaal waaruit de elementen kunnen bestaan is:
  • Porselein
  • Kunsthars
                                                             Prothese-elementen.                                                                                                                     In het midden een porseleinen tand met                                                                             crampons: (kleine pinnetjes) voor retentie in de                                                               prothese;                                                                                                                                               Rechts een element van kunsthars.


Slide 41 - Tekstslide

Ingipsen
a De gipsmodellen worden aan de hand van het vlak van Camper in de articulator ingegipst. 

b De tandtechnicus stelt de elementen op in de waswallen.

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Video

4e zitting:

Slide 44 - Woordweb

4e zitting: het passen in was
Het tandtechnisch lab heeft in de articulator een opstelling in was gemaakt De prothese wordt in de mond geplaatst en bekeken op:

  • Het uiterlijk van de prothese, de kleur, vorm en stad van de tanden, lipvulling en afwerking in was;
  • De centrale relatie;
  • De occlusie en articulatie;
  • De beethoogte.

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Video

5e zitting:

Slide 47 - Woordweb

5e zitting: het plaatsen van de prothese




a. Protheses zoals ze uit de mallen komen;
b. Geperste en afgewerkte protheses.

Tandarts: let op de pasvorm van de prothese, de occlusie en articulatie, hoe de prothese eruitziet en de centrale relatie.

Slide 48 - Tekstslide

Drukplekken
Drukplekjes (drukulcera) zijn zweertjes die ontstaan door:
  • Irritatie van een te lange of scherpe protheserand: de prothese drukt op deze plaatsen in het tandvlees;
  • Een verkeerde occlusie of articulatie: de prothese drukt op bepaalde plekken meer door kanteling.

Slide 49 - Tekstslide




Belangrijk



De patiënt mag zelf nooit aan de prothese slijpen of plakmiddelen gebruiken als de prothese niet goed blijft zitten

Slide 50 - Tekstslide

Opdracht:

Slide 51 - Tekstslide

Huiswerk
Maken studievragen H10.4.1
Studievragen zijn een hulpmiddel voor het maken van je eindopdracht!


! Inleveren op itslearning in map         opdrachten         les 3

Slide 52 - Tekstslide

Vooruitblikken

Week 6: 10.4.2 Volledige immediaatprothese
Pagina: 320

Slide 53 - Tekstslide