H4 Grammatica-Zinsdelen (Lijdend voorwerp)

Grammatica-Zinsdelen
  • Theorie: Het benoemen van zinsdelen
  • Theorie: Lijdend voorwerp
  • Theorie: Verschil tussen onderwerp en lijdend voorwerp
  • Aan de slag!
  • Afsluiting
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammatica-Zinsdelen
  • Theorie: Het benoemen van zinsdelen
  • Theorie: Lijdend voorwerp
  • Theorie: Verschil tussen onderwerp en lijdend voorwerp
  • Aan de slag!
  • Afsluiting

Slide 1 - Tekstslide

Stappenplan
werkw. gezegde
onderwerp
persoonsvorm
zinsdelen
lijdend voorwerp

Slide 2 - Sleepvraag

Lijdend voorwerp
Diegene die of datgene wat iets ondergaat in de zin.
  • Peter heeft hem gisteren nog gezien.
  • Ik koop een fiets.

Stel de vraag: wie/wat + gezegde + onderwerp

Let op: Niet in iedere zin staat een lijdend voorwerp!

Slide 3 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
Veel jongeren lezen graag de boeken van Carry Slee.

  • Persoonsvorm: lezen
  • Onderwerp: Veel jongeren
  • Werkwoordelijk gezegde: lezen
  • Lijdend voorwerp: de boeken van Carry Slee

Slide 4 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
Waarom laat de presentator van deze talkshow zijn gasten nooit uitpraten?

  • Persoonsvorm: laat
  • Onderwerp: de presentator van deze talkshow
  • Werkwoordelijk gezegde: laat uitpraten
  • Lijdend voorwerp: zijn gasten
 

Slide 5 - Tekstslide

Benoem de persoonsvorm:

Welk reclamespotje heeft vorig jaar eigenlijk de Gouden Loekie gewonnen?
A
Welk
B
reclamespotje
C
heeft
D
gewonnen

Slide 6 - Quizvraag

Benoem het onderwerp:

Soms rijdt mijn broer met zijn scooter door een rood verkeerslicht.
A
Soms
B
rijdt
C
mijn broer
D
met zijn scooter

Slide 7 - Quizvraag

Benoem het onderwerp:

Apa Sherpa stond al 21 keer op de top van de Mount Everest.
A
Apa Sherpa
B
stond
C
al 21 keer
D
op de top van de Mount Everest

Slide 8 - Quizvraag

Benoem het lijdend voorwerp:

Die leuke broek heeft Moira bij ZARA of H&M gekocht.
A
Die leuke broek
B
heeft
C
Moira
D
bij ZARA of H&M

Slide 9 - Quizvraag

Benoem het lijdend voorwerp:

In deze scheurkalender kun je elke dag een leuk weetje lezen.
A
In deze scheurkalender
B
kun
C
je
D
een leuk weetje

Slide 10 - Quizvraag

Benoem het lijdend voorwerp:

Tot ontzetting van de toeschouwers schoot de voetballer de bal in het eigen doel.
A
Tot ontzetting van de toeschouwers
B
schoot
C
de voetballer
D
de bal

Slide 11 - Quizvraag

Verschil ow en lv
Je stelt dezelfde vraag: wie/wat

  • Onderwerp: wie/wat + pv?
  • Lijdend voorwerp: wie/wat + gezegde + ow?

Slide 12 - Tekstslide

Onderwerp
Lijdend voorwerp
Hij zag negen zilverkleurige halvemaanvormige objecten.
Zo'n 700 gevallen kon de dienst niet verklaren.
Veel kranten publiceerden vervolgens artikelen over ufo's.
Hij
negen zilverkleurige halvemaanvormige objecten
Zo'n 700 gevallen
de dienst
Veel kranten
artikelen over ufo's

Slide 13 - Sleepvraag

Verschil ow en lv
  • Hij zag negen zilverkleurige halvemaanvormige objecten.
  • Zo'n 700 gevallen kon de dienst niet verklaren.
  • Veel kranten publiceerden vervolgens artikelen over ufo's.

Onderwerp en persoonsvorm staan vrijwel altijd naast elkaar!

Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag!
Zelfstandig werken in Nieuw Nederlands Online.

H4 Grammatica-Zinsdelen
  • Overige opdrachten

Slide 15 - Tekstslide