TERMEN FORMULEREN HAVO 5
1 / 30
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wanneer een voorzetsel ten onrechte wordt herhaald.
A
Onjuiste herhaling
B
Pleonasme
C
Tautologie
D
Contaminatie
Slide 2 - Quizvraag
'Ronde cirkel'
A
Onjuiste herhaling
B
Pleonasme
C
Tautologie
D
Contaminatie
Slide 3 - Quizvraag
Twee synoniemen, waarvan er eentje weggelaten kan worden.
A
Onjuiste herhaling
B
Pleonasme
C
Tautologie
D
Contaminatie
Slide 4 - Quizvraag
'Witte sneeuw'
A
Onjuiste herhaling
B
Pleonasme
C
Tautologie
D
Contaminatie
Slide 5 - Quizvraag
'want' en 'immers' zijn synoniemen.
A
Onjuiste herhaling
B
Pleonasme
C
Tautologie
D
Contaminatie
Slide 6 - Quizvraag
DOOD LIJK
A
Onjuiste herhaling
B
Pleonasme
C
Tautologie
D
Contaminatie
Slide 7 - Quizvraag
'In gym heb ik geen zin in.'
A
Onjuiste herhaling
B
Pleonasme
C
Tautologie
D
Contaminatie
Slide 8 - Quizvraag
'Zoals' en 'bijvoorbeeld' zijn synoniemen.
A
Onjuiste herhaling
B
Pleonasme
C
Tautologie
D
Contaminatie
Slide 9 - Quizvraag
Een mix van twee uitdrukkingen/woorden.
A
Onjuiste herhaling
B
Pleonasme
C
Tautologie
D
Contaminatie
Slide 10 - Quizvraag
'Ik doe het overnieuw'
(over of opnieuw)
(over of opnieuw)
A
Onjuiste herhaling
B
Pleonasme
C
Tautologie
D
Contaminatie
Slide 11 - Quizvraag
'Houten boom'
A
Onjuiste herhaling
B
Pleonasme
C
Tautologie
D
Contaminatie
Slide 12 - Quizvraag
'Uitprinten'
(uitdraaien of printen)
(uitdraaien of printen)
A
Onjuiste herhaling
B
Pleonasme
C
Tautologie
D
Contaminatie
Slide 13 - Quizvraag
Je doet het verkeerd en fout.
A
Onjuiste herhaling
B
Pleonasme
C
Tautologie
D
Contaminatie
Slide 14 - Quizvraag
'Gratis' en 'voor niets'
A
Onjuiste herhaling
B
Pleonasme
C
Tautologie
D
Contaminatie
Slide 15 - Quizvraag
'Dat kost duur'
(kost veel en is duur)
(kost veel en is duur)
A
Onjuiste herhaling
B
Pleonasme
C
Tautologie
D
Contaminatie
Slide 16 - Quizvraag
'Absozekerwetenluut'
A
Onjuiste herhaling
B
Pleonasme
C
Tautologie
D
Contaminatie
Slide 17 - Quizvraag
Hij (ow) loopt (pv) =
A
Congruent
B
Incongruent
Slide 18 - Quizvraag
Als het onderwerp en de persoonsvorm niet overeenkomen qua getal noem je dat:
A
Congruent
B
Incongruent
Slide 19 - Quizvraag
'De media heeft gelijk'
Deze zin is:
Deze zin is:
A
Congruent
B
Incongruent
Slide 20 - Quizvraag
De dat/als-constructie kan ook voorkomen met 'omdat indien'
A
waar
B
niet waar
Slide 21 - Quizvraag
Bij een FOUTIEVE SAMENTREKKING laat je een woord weg, wanneer dit niet mag.
A
waar
B
niet waar
Slide 22 - Quizvraag
Jos eet een peer en (eet) een appel.
Dit is een foutieve samentrekking.
Dit is een foutieve samentrekking.
A
waar
B
niet waar
Slide 23 - Quizvraag
Een beknopte bijzin heeft geen onderwerp, maar wel een persoonsvorm.
A
waar
B
niet waar
Slide 24 - Quizvraag
Lachend om de grap, reed de bus weg.
Is dit een foutief beknopte bijzin?
Is dit een foutief beknopte bijzin?
A
Jazeker
B
Nee!
Slide 25 - Quizvraag
Zwetend, kwam Josje over de finish.
Is dit een foutief beknopte bijzin?
Is dit een foutief beknopte bijzin?
A
Jazeker
B
Nee!
Slide 26 - Quizvraag
Er zijn vijf verschillende dubbelop-fouten.
A
Jazeker
B
Nee!
Slide 27 - Quizvraag
Voor een voegwoord plaats je geen punt, maar een komma.
A
Jazeker
B
Nee!
Slide 28 - Quizvraag
'eenzaam' en 'alleen'
A
Pleonasme
B
Tautologie
Slide 29 - Quizvraag
Deze quiz bevat exact en precies dertig vragen.
A
Pleonasme
B
Tautologie
