5 Tijd van ontdekkers en hervormers 5.1 . 5.2

H5 De Tijd van ontdekkers en hervormers
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

H5 De Tijd van ontdekkers en hervormers

Slide 1 - Tekstslide

Tijdvak 5: Ontdekkers & Hervormers

Slide 2 - Tekstslide

Kenmerkende aspecten 
  • Het begin van de Europese overzeese expansie.
  • Het veranderend mens- en wereldbeeld van de renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling.
  • De hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de klassieke oudheid.
  • De protestantse reformatie die de splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg had.
  • Het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van een Nederlandse staat.

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoel (1)
Aan het eind van deze presentatie kun je herkennen en uitleggen wat de Renaissance is
en wat de invloed van de Renaissance is geweest op de kunst en het leven in Europa aan het eind van de Middeleeuwen

Slide 4 - Tekstslide

Waar gaan we mee beginnen?
Het veranderende  mens- en wereldbeeld van de renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling 

De hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de klassieke oudheid 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Wat betekent het woord: renaissance?

Slide 7 - Open vraag

In welk land ontstond de Renaissance?
A
Nederland
B
Duitsland
C
Spanje
D
Italië

Slide 8 - Quizvraag

Renaissance?
  • Mensbeeld veranderde. 
  • Het wereldbeeld veranderde door de ontdekkingsreizen.
  • Uomo universalis (mens die zich volledig ontwikkelde op alle gebieden.)
  • Wedergeboorte klassieke oudheid.
  • Vooral de elite

Slide 9 - Tekstslide

Renaissance
  • Betekent: wedergeboorte van de Griekse en Romeinse kunst en cultuur

  • Periode tussen ongeveer 1450-1600

  • Ontstaan in Italië

Slide 10 - Tekstslide

Waarom in Italië? (1)
  • Veel overblijfselen uit de Romeinse tijd

  • Kruistochten leidde tot handel: meer geld en contacten met andere culturen 

  • 1453: Val van Constantinopel; Oost-Romeinse Rijk wordt veroverd door de Turken ->  christelijke geleerden vluchtten naar Italië

Slide 11 - Tekstslide

Waarom in Italië? (2)
  • Rijke Italianen willen kunst bezitten genieten van het leven

  • Kunstenaars krijgen goed betaald; kunst niet enkel een ambacht .

  • Kunst wordt daardoor steeds beter

Slide 12 - Tekstslide

Anders denken over het leven en de dood
  • Memento mori (Gedenk te sterven), wordt carpe diem (Pluk de dag)

  • Mensen gaan meer leven voor het leven nu, en niet voor het leven na de dood

  • God en geloof blijven heel erg belangrijk, maar het vertrouwen in de kerk wordt minder

Slide 13 - Tekstslide

Kenmerken van de Renaissance-kunst (1)
  • wedergeboorte van de Griekse- en Romeinse kunst/cultuur
  • De naam van de kunstenaar mag eronder.
  • realistisch
  • veel details
  • emotie
  • perspectief (weergeven van diepte)

Slide 14 - Tekstslide

Kenmerken van de Renaissance-kunst (2)
  • thema’s: Griekse/Romeinse mythen/sagen, maar ook Bijbelse verhalen en portretten / huiselijke thematiek
  • naakt
  • observeren, dan pas schilderen
  • wetenschap in kunst

Slide 15 - Tekstslide

Het orgineel:
rond 120 na Chr.
De kopie:
rond 1580 na Chr.

Slide 16 - Tekstslide





Sint-Pietersbasiliek, Rome

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Waarom hoort dit schilderij bij de renaissance?

Slide 19 - Open vraag

De Renaissance`

Slide 20 - Tekstslide

Waarom hoort dit schilderij bij de renaissance?

Slide 21 - Open vraag

Leerdoel (1)
Aan het eind van deze presentatie kun je herkennen en uitleggen wat de Renaissance is
en wat de invloed van de Renaissance is geweest op de kunst en het leven in Europa aan het eind van de Middeleeuwen

Slide 22 - Tekstslide

Wat betekent het woord: renaissance?

Slide 23 - Open vraag

In welk land ontstond de Renaissance?
A
Nederland
B
Duitsland
C
Spanje
D
Italië

Slide 24 - Quizvraag

Middeleeuwen of Renaissance?
Middeleeuwen
Renaissance

Slide 25 - Sleepvraag

Middeleeuwen of Renaissance?
Middeleeuwen
Renaissance

Slide 26 - Sleepvraag

Middeleeuwen
Renaissance

Slide 27 - Sleepvraag

Leerdoel
Aan het eind van deze les kun je uitleggen en herkennen wat het humanisme in de tijd van de Renaissance betekende.

Slide 28 - Tekstslide

Humanisme
  • Renaissance: filosofen teksten uit oudheid
  • Carpe Diem
  • Kerk houdt zich niet aan leefregels van Christus
  • Beroemdste humanist: Desiderius Erasmus
  • Eind 15de eeuw: groeiende kritiek op kerk

Slide 29 - Tekstslide

Humanisme
Denkstroming waarbij het verstand en de vrije wil van de individuele mens en het opnieuw bestuderen van teksten uit de Klassieke Oudheid centraal staat, ontstaan rond 1500.
 KA 
Het veranderend mens- en wereldbeeld van de Renaissance.
Het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling met een hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de Klassieke Oudheid

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

GALILEO GALILEI
HELIOCENTRISME

Slide 32 - Tekstslide

Wie of wat staat er centraal in het denken bij het Humanisme?
A
God
B
de kerk
C
de mens
D
de politiek

Slide 33 - Quizvraag

Wat hebben de Renaissance en het Humanisme met elkaar te maken?
A
renaissance is stroming van het humanisme
B
humanisme is ontstaan tijdens Renaissance
C
humanisme is stroming van de renaissance
D
renaissance is ontstaan in het humanisme

Slide 34 - Quizvraag

➤Koppel aan elk cijfer het juiste woord.
[.........1.........] waren mensen uit de Tijd van ontdekkers en hervormers die boeken uit de [.........2.........]  bestudeerden. Door de oude boeken te vergelijken met de tekst in de Bijbel, ontdekten ze dat niet alles goed vertaald was. In de Bijbel stonden fouten! Ook bleek dat de kerk veel regels zelf verzonnen had. Een bekende humanist was de [.........3.........]  Erasmus. Hij had [.........4.........]  kritiek op de kerk.
geen
ketters
Grieks-Romeinse tijd
humanisten
Fransman
Duitser
nauwelijks
protestanten
Nederlander
prehistorie
veel
Middeleeuwen

Slide 35 - Sleepvraag

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 36 - Open vraag

Aan de slag
Maken 5.3

Slide 37 - Tekstslide

Wat is nog onduidelijk?

Slide 38 - Woordweb