spier en skelet ziekten

Spier en skelet ziekten
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Spier en skelet ziekten

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het skelet van een volwassen mens bestaat uit ongeveer uit...?
A
500 botten
B
206 botten
C
350 botten
D
150 botten

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het ruggenmerg is een dunne streng van zenuwvezels die is omsloten door het wervelkanaal van de wervelkolom.

In het ruggenmerg zit grijze en witte stof.
De grijze stof bestaat uit zenuwcellen: Heeft als functie het verwerken van informatie
De witte stof bestaat uit zenuwbanen: Verzorgt de communicatie tussen de zenuwcellen 

Slide 3 - Tekstslide

Via het ruggenmerg kunnen dokteren hersenvocht afnemen om het te onderzoeken. 
Wervelkolom
- Zeven halswervels
- Twaalf borstwervels
- Vijf lendenwervels
- Vijf onderling vergroeide heiligwervels
- Wisselend aantal (drie tot vijf) staartwervels

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Botten
Botten bestaan uit beenweefsel en kraakbeenweefsel.
Beenweefsel is hard en kun je niet buigen. Bevat lijmstof en kalkzouten.
Kraakbeenweefsel is buigzaam en bevat veel lijmstof en geen kalkzouten.
Kraakbeen zit op plaatsen waar beweeglijkheid nodig is. (oorschelp, tussen wervels van wervelkolom)

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Functie van spieren is het mogelijk maken van beweging van de botten en gewrichten.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de functie van een skelet?
A
Bescherming van kwetsbare organen
B
Een mens laten bewegen
C
Leuke Halloween decoratie
D
Aanhechtingsplaats voor de meeste spieren

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

functies skelet
stevigheid
vorm
beweging
bescherming

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Skelet
Het skelet maakt beweging mogelijk
Het skelet maakt samen met het zenuwstelsel en de skeletspieren (dwarsgestreepte spieren) beweging mogelijk.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uit hoeveel beenderen is de wervelkolom opgebouwd
A
26
B
28
C
24

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Skelet
Calcium is nodig voor spiercontractie (samentrekking).
Calcium zorgt ervoor dat de verschillende eiwitten van skeletspieren een verbinding met elkaar aangaan, waardoor een contractie ontstaat.

 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De botten van kinderen zijn...?
A
Buigzaam
B
Hard

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bot en verschillende lagen
De buiten laag van je botten bestaat uit compact bot of corticaal bot. 
Dat is een hard materiaal en bestaat uit een soort bindweefsel dat heel erg dicht is gebonden.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschillende lagen Bot
Het stevige bindweefsel zorgt voor de harde buiten laag van het bot. 
Rondom het compacte bot ligt het periosteum, dat ook wel periost of beenvlies wordt genoemd.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zit er tussen de wervels?
A
Kraakbeen
B
Botten
C
Niks
D
ruimte

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bot en verschillende lagen
Dit beenvlies zorgt naast bescherming van het bot er ook voor dat er pezen aan het bot kunnen binden. 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Functie van spieren is het mogelijk maken van beweging van de botten en gewrichten.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Het skelet van een pasgeboren baby bestaat vooral uit?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je over kraakbeen?

Slide 19 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Pijpbeenderen zijn?
A
Slanke beenderen gevuld met beenmerg
B
Dikke platte beenderen
C
Krijg je alleen als je ouder wordt

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen functie van een spier?
A
Bescherming
B
Stevigheid
C
Warmteproductie
D
Maakt bewegen mogelijk

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent het woord ‘spiertonus’?
A
Spierscheuring
B
Spierlenigheid
C
Spierspanning

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

6. Welke stelling is juist?
1. Het kraakbeen is een opslagplaats voor kalk
2. Tussen de wervels van de wervelkolom zit kraakbeen

A
1 is juist
B
2 is juist
C
1 en 2 zijn juist
D
1 en 2 zijn onjuist

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem 4 plekken waar je kraakbeen vindt.

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

6. Welke stelling is juist?
1. Het kraakbeen is een opslagplaats voor kalk
2. Tussen de wervels van de wervelkolom zit kraakbeen

A
1 is juist
B
2 is juist
C
1 en 2 zijn juist
D
1 en 2 zijn onjuist

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schedel
de belangrijkste functie van de schedel is de bescherming van je hersenen.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opbouw schedel
De schedel bestaat uit:
  • aangezichtsschedel, met daarin je onderkaak, bovenkaak, jukbeenderen en neusbeentjes.
  • schedeldak, die bestaat uit het voorhoofdsbeen, de wandbeenderen, het achterhoofdsbeen en de slaapbeenderen.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Anatomie:
Wat is een fontanel?
A
Een onderdeel van de aangezichtsschedel van een volwassene.
B
Een onderdeel van de aangezichtsschedel van een baby.
C
Een opening tussen de schedelbeenderen bij een baby.
D
Een opening tussen de schedelbeenderen bij een volwassene.

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op welke manier zit de schedel vast?
A
vergroeiing
B
lijmverbinding
C
naadverbinding
D
gewricht

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Beenverbindingen

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een spier zwelt op als deze samengetrokken wordt
A
juist
B
onjuist

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voeten
De voetwortelbeentjes zijn groter dan de handwortelbeentjes.
Elke teen heeft 3 teenkootjes met uitzondering van de dikke teen, deze heeft er maar twee

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Handen 
Het gewricht tussen je handen en arm bestaat uit 
handwortelbeentjes.
Je hand bestaat uit middenhandsbeentje en vingerkootjes
Elke vinger heeft 3 vingerkootjes met uitzondering van de duim.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies