Herhaling Hoofdstuk 5 1 VWO

Herhaling Hoofdstuk 5
Paragraaf 2 tm 6
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herhaling Hoofdstuk 5
Paragraaf 2 tm 6

Slide 1 - Tekstslide

Kenmerkende aspecten
  1. de groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde
  2. de confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noordwest-Europa
  3. de ontwikkeling van het jodendom en het christendom als de eerste monotheïstische godsdiensten

Slide 2 - Tekstslide

Hoe weet je of een bron bruikbaar is?
  • Bruikbare bronnen zijn bronnen die informatie geven voor het onderzoek dat de historicus doet
  • Je kijkt naar inhoud van de bron (wat staat er in de bron) en de vraag die je wilt stellen
  • Dus wie heeft de bron geschreven en wanneer?
  • Is wat deze persoon zegt representatief voor de hele groep waar deze persoon over praat?

Slide 3 - Tekstslide

Paragraaf 2

Slide 4 - Tekstslide

Doelen Paragraaf 2
  1. Je kunt uitleggen hoe het Romeinse Rijk een republiek geworden is.
  2. Je kunt uitleggen hoe het bestuur van de Romeinse Republiek functioneert.
  3. Je kunt verschillende oorzaken geven waarom het Imperium Romanum zo succesvol geworden is.

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een koning?

Slide 6 - Open vraag

Wat is een republiek?
A
Land met een staatshoofd zonder erfelijke troonopvolging (dus geen koning of een keizer)
B
Land met een staatshoofd met wel een erfelijke troonopvolging (dus wel een koning of een keizer)
C
Bestuursvorm waarbij weinig/enkele mensen de baas zijn, vaak rijke mensen (edelen)
D
Bestuursvorm waarbij het volk de macht heeft (doormiddel van een volksvergadering)

Slide 7 - Quizvraag

Waarom is het Romeinse Rijk een republiek geworden?

Slide 8 - Open vraag

Wat is een consul?

Slide 9 - Open vraag

Wat is de Senaat?

Slide 10 - Open vraag

Wat is een aristocratie
A
Bestuursvorm waarbij het volk de macht heeft (doormiddel van een volksvergadering)
B
Bestuursvorm waarbij 1 persoon de baas is (koning)
C
Bestuursvorm waarbij 1 persoon met geweld aan de macht komt
D
Bestuursvorm waarbij weinig/enkele mensen de baas zijn, vaak rijke mensen (edelen)

Slide 11 - Quizvraag

Wat werd er opgericht toen de arme mensen in het Romeinse Rijk inspraak wilde hebben

Slide 12 - Open vraag

Wie mochten stemmen in het Romeinse Rijk

Slide 13 - Open vraag

Hoe noem je een Romeinse man met burgerrecht die weinig invloed heeft?
A
Patriciër
B
Plebejer
C
Slaaf
D
Buitenlander

Slide 14 - Quizvraag

Paragraaf 3

Slide 15 - Tekstslide

Doelen Paragraaf 3
  1. Je kunt bewijzen waarom Julius Caesar zowel voorstanders als tegenstanders kreeg.
  2. Je kunt uitleggen hoe keizer Augustus zorgde voor welvaart en rust in het Romeinse Rijk.
  3. Je kunt uitleggen waarom het West-Romeinse Rijk uit elkaar valt.

Slide 16 - Tekstslide

Wat is een burgeroorlog?
A
Een oorlog tussen twee verschillende landen
B
Een oorlog tussen twee groepen in hetzelfde land
C
Een oorlog tussen twee generalen
D
Een oorlog tussen twee burgers

Slide 17 - Quizvraag

Wat is een dictator?

Slide 18 - Open vraag

De eerste twee eeuwen na christus worden de Pax Romana genoemd wat betekent dat?

Slide 19 - Open vraag

Paragraaf 4

Slide 20 - Tekstslide

Doelen Paragraaf 4
  1. Je kunt voorbeelden geven hoe rijken en armen leefden in Rome.
  2. Je kunt de rol van tot slaaf gemaakten in het Romeinse Rijk uitleggen.
  3. Je kunt de cultuur van de Romeinen uitleggen aan de hand van de stad Pompeï.
  4. Je kunt bepalen of en hoe een bron bruikbaar is voor onderzoek.

Slide 21 - Tekstslide

Het Romeinse Rijk is een .... samenleving
A
stedelijke samenleving
B
agrarische samenleving
C
agrarisch-stedelijke samenleving
D
Alle antwoorden zijn fout

Slide 22 - Quizvraag

Hoe weet je of een bron bruikbaar is?
  • Bruikbare bronnen zijn bronnen die informatie geven voor het onderzoek dat de historicus doet
  • Je kijkt naar inhoud van de bron (wat staat er in de bron) en de vraag die je wilt stellen
  • Dus wie heeft de bron geschreven en wanneer?
  • Is wat deze persoon zegt representatief voor de hele groep waar deze persoon over praat?

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

‘Beide bronnen helpen historici om een beeld te krijgen van de dood van Bonifatius.’ ben je het daarmee eens of oneens en waarom vind je dat?

Slide 26 - Open vraag

Paragraaf 5

Slide 27 - Tekstslide

Doelen Paragraaf 5
  1. Je kunt het jodendom beschrijven.
  2. Je kunt beschrijven hoe het christendom ontstaan is.
  3. Je kunt de hoofdlijnen van het christendom uitleggen.
  4. Je kunt uitleggen hoe het christendom zich eerst in het Romeinse Rijk en later door Europa kon verspreiden.

Slide 28 - Tekstslide

Christendom
Jodendom
Romeinse Religie
Polytheïsme
Monotheïsme
Tenach
Oude en nieuwe testament
Messias
Apostelen
Evangelie
Nieuwe staatsreligie van Romeinen
Abraham, Jacob en Mozes
Jezus

Slide 29 - Sleepvraag

Paragraaf 6

Slide 30 - Tekstslide

Doelen Paragraaf 6
  1. Je kunt voorbeelden geven van de uitwisseling van de Grieks-Romeinse en de Germaanse cultuur.
  2. Je kunt uitleggen hoe de Bataafse Opstand tegen de Romeinen verliep.
  3. Je kunt het belang van de Romeinse wegen uitleggen.

Slide 31 - Tekstslide

De limes is de .... van het Romeinse Rijk

Slide 32 - Open vraag

De Bataafse Opstand werd geleid door?

Slide 33 - Open vraag

Waarom wilden de Bataven in opstand tegen de Romeinen komen?

Slide 34 - Open vraag

Wat is romanisering?

Slide 35 - Open vraag

Noem een voorbeeld van romanisering

Slide 36 - Open vraag

Waarom waren de Romeinse wegen zo belangrijk? noem 3 redenen

Slide 37 - Open vraag

EINDE

Slide 38 - Tekstslide