Herhaling 9.4

Herhaling 9.4
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhaling 9.4

Slide 1 - Tekstslide

Hoe heten micro-organismen waar je ziek van kunt worden?

Slide 2 - Open vraag

Wat is geen ziekteverwekker?
A
Bacterie
B
Virus
C
Schimmel
D
Alg

Slide 3 - Quizvraag

Welke ziekteverwekker kan een ontsteking veroorzaken?
A
Bacterie
B
Schimmel
C
Virus

Slide 4 - Quizvraag

Het verloop van een infectieziekte bestaat uit een aantal stappen. Zet deze op de goede volgorde.
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5
Stap 6
Besmetting
Diagnose
Genezen
Prognose
Symptomen
Incubatie

Slide 5 - Sleepvraag

Hoe heet de fase waarin de huisarts vertelt welke klachten je hebt?
A
Diagnose
B
Besmetting
C
Genezing
D
Incubatietijd

Slide 6 - Quizvraag

Het uitschakelen van ziekteverwekkers noem je .....

Slide 7 - Open vraag

Hoe heten de uitsteeksel aan de buitenkant van een cel?
A
Antistoffen
B
Vreetcellen
C
Antigenen
D
Immuniteit

Slide 8 - Quizvraag

Vreetcellen kunnen door de wand van een haarvat gaan.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Opdracht: Zet het in de juiste volgorde
1
2
3
4
5
Vreetcellen verteren gekoppelde ziekteverwekkers
Ziekteverwekkers dringen het lichaam binnen
Antistofcellen maken de juiste antistof
De antistofcellen schakelen ziekteverwekkers uit
De antistofcellen gaan snel delen en maken allemaal antistoffen

Slide 10 - Sleepvraag

Door een hogere lichaamstemperatuur (koorts) maken je witte bloedcellen sneller antistoffen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Actieve immuniteit
Passieve immuniteit
zelf antistoffen maken
antistoffen ingespoten krijgen
Vaccin
Serum
Tijdelijk immuun
Blijvend immuun
Ziekten voorkomen
Beter worden

Slide 12 - Sleepvraag

Een man krijgt een serum tegen een slangenbeet. Dit is een voorbeeld van:
A
Actieve immuniteit
B
Passieve immuniteit

Slide 13 - Quizvraag

Hoe heet het, als een orgaan dat niet werkt wordt vervangen door een orgaan van iemand anders dat wel goed werkt?
A
Orgaanregistratie
B
Orgaantransplantatie
C
Orgaanafstoting
D
Orgaanfrustratie

Slide 14 - Quizvraag

Hoe noem je degene die het orgaan afstaat?

Slide 15 - Open vraag

Wat gebeurt er als een orgaan wordt afgestoten?
A
De ontvanger maakt antistoffen tegen de antigenen van het orgaan van de donor
B
De orgaantransplantatie gaat niet door
C
De ontvanger maakt antigenen tegen de antistoffen van het orgaan van de donor
D
Dat komt nooit voor

Slide 16 - Quizvraag

KlAAR!!!

Slide 17 - Tekstslide