3 HV voorzetsels met de 3e en 4e naamval

Hoe kun je naamvallen goed gebruiken?
Naamvallen foutloos doen kan als je…
1. Een zin in het Duits kunt ontleden
(onderwerp, meewerkend voorwerp, lijdend voorwerp);
2. Enkele voorzetsels en werkwoorden met een vaste naamval kent;
3. Weet welk geslacht een woord heeft;
4. Het naamvalschema erbij hebt of van buiten kent.
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Hoe kun je naamvallen goed gebruiken?
Naamvallen foutloos doen kan als je…
1. Een zin in het Duits kunt ontleden
(onderwerp, meewerkend voorwerp, lijdend voorwerp);
2. Enkele voorzetsels en werkwoorden met een vaste naamval kent;
3. Weet welk geslacht een woord heeft;
4. Het naamvalschema erbij hebt of van buiten kent.

Slide 1 - Tekstslide

voorzetsels met de 1e, 3e of 4e naamval

Slide 2 - Tekstslide

Wiederholung!
Op de volgende slides vind je een aantal vragen over de 1ste, 3de en 4e naamval (ontleden).

Slide 3 - Tekstslide

Waar staat de eerste naamval voor?
A
gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 4 - Quizvraag

Waar staat de vierde naamval voor?
A
gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 5 - Quizvraag

Waar staat de derde naamval voor?
A
gezegde
B
onderwerp
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 6 - Quizvraag

D... Junge (m) spielt Apex Legends.
A
der
B
dem
C
den
D
die

Slide 7 - Quizvraag


Morgen gebe ich [mijn] Mutter das Buch zurück.
A
1e naamval - meine
B
3e naamval - meiner
C
4e naamval - meine

Slide 8 - Quizvraag

Herhaling + uitbreiding
In de volgende dia's ga je 
eerst de voorzetsels met de 4e naamval weer even op frissen.
Daarna de voorzetsels met de 3e naamval leren.
Aansluitend ga je natuurlijk oefenen met het toepassen van het stappenplan

Slide 9 - Tekstslide

Naamvallen
Je hebt de naamvallen nu herhaald op basis van het volgende onderdeel:
- het ontleden 
-je hebt hiervoor het der/ein schema moeten gebruiken

Slide 10 - Tekstslide

7 voorzetsels die altijd met het 4e naamval gaan.
durch = door
ohne = zonder
für= voor
entlang
gegen= tegen
um = om 
bis

Ezelsbruggetje
Dofegub

Slide 11 - Tekstslide

Voorzetsels met de 3e naamval:

aus - uit                     außer - behalve
bei - bij                      entgegen - tegemoet
mit - met                  gegenüber - tegenover
nach - na + naar
seit - sinds
von - van
zu - naar
Ich habe das (met mijn) Mutter gemacht.

mit +3 v = meiner Mutter
uitleg
liedje!

Slide 12 - Tekstslide

Stap 1:
Ik kijk of er een voorzetsel staat.
ja -> +3 of + 4
nee -> stap 2

Stap 2:
Ik ga de zin ontleden:
ond +1        lv +4         mw +3
Stappenplan - hoe los ik de naamvallen op?
uitleg

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Naamvallen
Je hebt de naamvallen nu herhaald op basis van de volgende punten:
- de voorzetsels (3 en 4)
- het ontleden

Slide 15 - Tekstslide

In de volgende slides oefen je met:
- der/ein schema in de 1e, 3e en 4e naamval
- de persoonlijke vnw in de 1e, 3e en 4e naamval
- ontleden
- voorzetsels met een vaste naamval
Hiervoor moet je steeds het stappenplan gebruiken:

Slide 16 - Tekstslide

stappenplan
1. Staat er een voorzetsel of een werkwoord met een bepaalde naamval in de zin? 
Ja? Ga verder naar stap 3 en 4
Nee? Dan moet je ontleden: (stap 2)
2. Ontleden:
 pv , ow > 1e naamval,
lv > 4e naamval,  mw > 3e naamval 
3. Hoort het woord waarvan je de uitgang zoekt bij de der of de ein-groep?
4. Is het bijbehorend zelfstandig naamwoord M, V, O of MV?
Let op: Het schema moet je uit je hoofd op kunnen schrijven en de stappen moet je uit je hoofd toe kunnen passen. Denk ook aan alle andere rijtjes (woorden bij de der/ein Gruppe)

Slide 17 - Tekstslide

Voorzetsels 3e naamval
Welke hoort er niet bij?
A
mit
B
seit
C
durch
D
von

Slide 18 - Quizvraag

Voorzetsels 3e naamval
Welke hoort er niet bij?
A
nach
B
für
C
zu
D
bei

Slide 19 - Quizvraag

Voorzetsels 4e naamval
Welke hoort er niet bij?
A
für
B
von
C
um
D
durch

Slide 20 - Quizvraag

Ohne ...... (deze) Jungen macht es keinen Spaß.
A
diesem
B
dieser
C
diese
D
diesen

Slide 21 - Quizvraag

Um ....... (zijn) Kinder(mv) zu beruhigen, sang er Lieder.
A
seinem
B
seine
C
seiner
D
seinen

Slide 22 - Quizvraag

Ich habe ein Geschenk für ......(mijn) Mutter gekauft.

A
mein
B
meinen
C
meine
D
meiner

Slide 23 - Quizvraag

Ohne .......(de) Kinder können wir nicht gehen.

A
die
B
der
C
den
D
den

Slide 24 - Quizvraag

Das hat er von ..... (de) Mann bekommen.
A
der
B
dem
C
den
D
die

Slide 25 - Quizvraag

Er hat ....... (mijn) Mutter gesehen.


A
mein
B
meine
C
meiner
D
meinen

Slide 26 - Quizvraag

Ich gebe ... das Buch.
A
du
B
dir

Slide 27 - Quizvraag

Der Polizist zeigt (hem) den Weg.

Slide 28 - Open vraag

Vul de juiste vorm in:

Wer gibt [jullie] die Tickets?

Slide 29 - Open vraag

Naamvallen
Je hebt de naamvallen nu herhaald op basis van de volgende onderdelen:
- het ontleden
-voorzetsels met een vaste naamval
-je kunt het der/ein schema gebruiken
- je kunt de persoonlijke vnw in de 1e, 3e en 4e naamval gebruiken
- je past hiervoor steeds het stappenplan toe

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide