Ecologie safari

Ecologie-safari!

Ecologie voor havo 2
Safari? 
Ja safari!
Je gaat namelijk straks zelf op onderzoek uit... op expeditie!
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

Ecologie-safari!

Ecologie voor havo 2
Safari? 
Ja safari!
Je gaat namelijk straks zelf op onderzoek uit... op expeditie!

Slide 1 - Tekstslide

Welkom bij deze lesson up over ecologie!

Je gaat filmpjes kijken en vragen beantwoorden zodat je straks genoeg kennis hebt om zelf op onderzoek uit te gaan!


Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Ecologie
Leefomgeving heeft invloed op organismen, maar andersom beïnvloeden organismen ook hun leefomgeving.
 
Ecologie is de wetenschap die onderzoekt hoe organismen met elkaar samen leven, op welke manier ze elkaar beïnvloeden en voor welke omgevingsfactoren ze gevoelig zijn.

Slide 4 - Tekstslide

Ecoloog
Een ecoloog bestudeert planten en dieren in hun natuurlijke omgeving en de relaties die ze onderling en met hun omgeving hebben.
Een ecoloog onderzoekt ecosystemen.

Slide 5 - Tekstslide

Waarom is ecologie zo belangrijk?
Bekijk de afbeelding, en..
- behoud van biodiversiteit (soortenrijkdom)
- ecologisch onderzoek speelt een belangrijke rol in milieuproblemen en voedselproductie. 
- we kunnen door onderzoek naar de natuur waardevolle ecosystemen behouden.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Tekstslide

Bekijk eerst de afbeelding.

Sleep onderstaande onderdelen uit de afbeelding naar de juiste plek.
Dood
Levenloos
Levend
Het blikje
Nummer 9
De schedel
Nummer 10
De libelle
Nummer 12

Slide 9 - Sleepvraag

Vond je de vorige vraag lastig?
Bekijk dat hoofdstuk 1 uit het eersteklas boek nog eens. 
Of bekijk het filmpje met extra uitleg door hieronder op het vraagteken te klikken.
Extra uitleg filmpje
https://www.youtube.com/watch?v=qlctDdxt4QA

Slide 10 - Tekstslide

0

Slide 11 - Video

Samengevat: invloeden uit het milieu
Deze kun je indelen in twee groepen, kijk maar eens in de afbeelding hiernaast -->

Biotische factoren: invloeden die afkomstig zijn van andere organismen.

Abiotische factoren: invloeden die afkomstig zijn van de levenloze natuur.

Slide 12 - Tekstslide

Een lieveheersbeestje bevindt zich in de berm.
Een van de natuurlijke vijanden van een lieveheersbeestje is een wesp: perilitus coccinellae.
Onder wat voor invloed uit het milieu valt deze wesp voor het lieveheersbeestje?
A
Biotische factoren
B
Abiotische factoren

Slide 13 - Quizvraag

Ecosysteem
Alle biotische en abiotische factoren in een gebied.


Ecosysteem

Slide 14 - Tekstslide

Een bos is een voorbeeld van een ecosysteem. Bedenk zelf nog eens 3 voorbeelden van ecosystemen.

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Tekstslide

Bekijk het volgende filmpje
Tim gaat op onderzoek uit in de berm. Tijdens het kijken beantwoord je wat vragen. 
Weet je het antwoord op een vraag niet? Je mag natuurlijk je biologie boek gebruiken of even zoeken op het internet!
Succes!

Slide 17 - Tekstslide

8

Slide 18 - Video

Slide 19 - Tekstslide

00:46
Tim zegt dat het biotoop bloemrijk grasland in Nederland erg zeldzaam is geworden. Wat is een biotoop? Zoek eens op...

Slide 20 - Open vraag

01:17
Uitlaatgassen van de auto's op de snelweg naast deze berm zullen invloed hebben op de hommels. Zijn deze uitlaatgassen een voorbeeld van abiotische of biotische factoren?
A
Uitlaatgassen zijn biotische factoren
B
Uitlaatgassen zijn abiotische factoren

Slide 21 - Quizvraag

01:43
Kraamwebspin
De kraamwebspin in het filmpje is een voorbeeld van een individu, één organisme.

Alle kraamwebspinnen bij elkaar in deze berm noem je een populatie
Een groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied.
Individu
Populatie

Slide 22 - Tekstslide

01:44
Levensgemeenschap
Alle populaties in de berm vormen samen een 
levensgemeenschap.

Dit zijn dus niet alleen de dieren, maar ook alle planten en bomen!
Levensgemeenschap
Individu
Populatie

Slide 23 - Tekstslide

02:09
De bosocrhis: producenten
De plant gebruikt mineralen (voedingsstoffen uit de bodem) en glucose (die ontstaat bij fotosynthese) om stoffen te maken waaruit hij zelf bestaat. 
Water + koolstofdioxide + licht --> glucose + zuurstof

Planten leveren het voedsel voor alle andere organismen en noemen we daarom een producent

Slide 24 - Tekstslide

02:09
De bosorchis
Vorig jaar heb je geleerd dat in er in een plant  fotosynthese plaatsvindt.
Sleep onderstaande onderdelen naar de juiste plaats.
Deze twee stoffen ontstaan bij de fotosynthese:
Deze twee stoffen moet een plant opnemen voor de fotosynthese:
+
+
+
Licht
Water
Koolstof-dioxide
Glucose
Zuurstof

Slide 25 - Sleepvraag

02:18
Bladluizen: consumenten
Bladluizen zijn kleine plantenetende insecten. Ze eten (consumeren) stoffen die door planten zijn gemaakt en daarom noemen we deze dieren consumenten van de eerste orde
Lieveheersbeestjes worden vaak ingezet om een bladluizen plaag te bestrijden. De lieveheersbeestjes eten (consumeren) de bladluizen en daarom noemen we ze consumenten van de tweede orde.

Slide 26 - Tekstslide

02:18
Voedselketen
In een voedselketen is elke soort de voedselbron voor een volgende soort. Een voedselketen begint met een plantensoort, daarna volgt er een pijl naar de tweede schakel: een planteneter. Van de planteneter kan er weer een pijl gaan naar de derde schakel: een vleeseter.
Maak de onderstaande voedselketen compleet door de afbeeldingen van de bosorchis, bladluis en lieveheersbeestje naar de juiste plek in de keten te slepen.
Producent
Consument van de eerste orde: planteneter
Consument van de tweede orde: vleeseter

Slide 27 - Sleepvraag

Slide 28 - Video

Afvaleters en reducenten
Niet alle planten en dieren worden gegeten. Ze kunnen ook gewoon doodgaan. Dode resten van planten en dieren worden als voedsel gebruikt door afvaleters.  De resten die de afvaleters achterlaten worden weer verder afgebroken door bacteriën en schimmels: de reducenten

Reducenten zetten stoffen uit dode resten om in koolstofdioxide, water en mineralen. 

Slide 29 - Tekstslide

Dode resten worden door reducenten omgezet in onder andere koolstofdioxide en water. Deze twee stoffen kunnen weer worden opgenomen door producenten. In welk proces worden koolstofdioxide en water door producenten gebruikt?

Slide 30 - Open vraag

Maak de kringloop compleet door de onderdelen naar de juiste plek te slepen.
Voedingsstoffen in de bodem
Producenten
Afvaleters
Consumenten van de eerste orde
Conusmenten van de tweede orde
Reducenten

Slide 31 - Sleepvraag

Slide 32 - Tekstslide

Hierna volgt een filmpje..
Bekijk dit filmpje eerst goed. Er zit geen geluid bij. Let vooral op hoeveel lieveheersbeestjes en bladluizen er steeds aanwezig zijn.
Daarna volgen er een aantal vragen over dit filmpje.

Slide 33 - Tekstslide

0

Slide 34 - Video

Nog even over die lieveheersbeestje en die bladluizen in de berm...
Stel dat de aantal lieveheersbeestje veel groter wordt. Wat zal er dan met het aantal bladluizen gebeuren?
A
Het aantal bladluizen blijft gelijk.
B
Het aantal bladluizen neemt af: de populatie wordt minder groot.
C
Het aantal bladluizen stijgt: de populatie wordt groter.

Slide 35 - Quizvraag

Als de populatie lieveheersbeestjes stijgt..
Dan heeft dat dus als gevolg dat de populatie bladluizen daalt. Er zijn immers MEER lieveheersbeestjes die dus totaal MEER bladluizen opeten.

Slide 36 - Tekstslide

De populatie lieveheersbeestjes groter wordt, dan zijn er dus minder bladluizen. Wat gebeurt er daarna met de populatie lieveheersbeestjes?
A
De populatie lieveheersbeestjes blijft gelijk.
B
De populatie lieveheersbeestjes wordt groter.
C
De populatie lieveheersbeestjes wordt kleiner.

Slide 37 - Quizvraag

Als de populatie lieveheersbeestjes groter wordt, dan zijn er dus minder bladluizen. Wat gebeurt er daarna met de populatie lieveheersbeestjes?
Sommige lieveheersbeestjes sterven omdat ze niet meer genoeg te eten hebben, er waren immers steeds minder bladluizen en dus minder voedsel. Als er te weinig voedsel is dan zal de populatie lieveheersbeestjes dus minder groot worden.

Slide 38 - Tekstslide

De populatie lieveheersbeestjes is minder groot geworden doordat velen zijn gestorven door voedseltekort. Wat zal er nu gebeuren met de populatie bladluizen?
A
De populatie bladluizen blijft gelijk.
B
De populatie bladluizen wordt groter.
C
De populatie bladluizen wordt kleiner.

Slide 39 - Quizvraag

De populatie lieveheersbeestjes is minder groot geworden doordat velen zijn gestorven door voedseltekort.
Hierdoor wordt de populatie bladluizen groter. Er zijn immers minder lieveheersbeestjes die bladluizen eten!

Slide 40 - Tekstslide

Biologisch evenwicht
De vorige vragen over de lieveheersbeestjes en bladluizen hadden te maken met biologisch evenwicht. De aantallen binnen de populaties schommelen rond een evenwichtswaarde.   De populaties worden soms groter en soms kleiner. 

Slide 41 - Tekstslide

We hebben het gehad over de invloed van een roofdier op zijn prooi, maar welke omstandigheden kunnen nog meer van invloed zijn op de grootte van de populatie?

Slide 42 - Open vraag

Slide 43 - Tekstslide

Gefeliciteerd! Je hebt het gehaald! Je bent nu aan het einde gekomen van deze lessonup.
En dit heb je allemaal geleerd!

Slide 44 - Tekstslide

DIFFERENTIATIE
https://www.youtube.com/watch?v=u9AQbpFcydw

Slide 45 - Tekstslide