Les 1A Nederlands 8 januari 2021

Wat gaan we vandaag doen?
Leerdoelen (5 minuten).
Opdracht 7 t/m 10 nakijken (10 minuten).
Onderwerp uitleggen (10 minuten).
Startopdracht samen maken (10 minuten)
m: opdracht 1 t/m 3 (15 minuten). 


1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we vandaag doen?
Leerdoelen (5 minuten).
Opdracht 7 t/m 10 nakijken (10 minuten).
Onderwerp uitleggen (10 minuten).
Startopdracht samen maken (10 minuten)
m: opdracht 1 t/m 3 (15 minuten). 


Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Ik weet wat een onderwerp is.
Ik weet hoe ik het onderwerp in een zin kan vinden.
Ik weet hoe ik de persoonsvorm kan vinden in een zin.
Ik kan het onderwerp in verschillende opdrachten vinden.
Ik kan de persoonsvorm in een opdracht vinden. 

Slide 2 - Tekstslide

ZINSDELEN

onderwerp van een zin


- het onderwerp van een zin is: wie of wat iets doet

- het onderwerp van een zin kan één woord of meerdere woorden zijn

- het kan op verschillende plekken in een zin staan, maar het staat meestal naast de persoonsvorm.

- je kunt het onderwerp van een zin vinden door de vraag te stellen:

wie of wat doet iets?


Slide 3 - Tekstslide

ZINSDELEN

onderwerp van een zin


BIJVOORBEELD:

Marieke schuift de deuren open.


Vraag: Wie schuift?

Antwoord: Marieke

Slide 4 - Tekstslide

ZINSDELEN

onderwerp van een zin


BIJVOORBEELD:

In het bos staan veel grote bomen.


Vraag: Wat staan?

Antwoord: veel grote bomen

Slide 5 - Tekstslide

Welke vraag moet je stellen om
het onderwerp te vinden?

Klas 1A heeft een talentenjacht georganiseerd.
A
Wie heeft georganiseerd?
B
Wat heeft georganiseerd?

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?

Klas 1A heeft een talentenjacht georganiseerd.
Wie heeft georganiseerd?

Slide 7 - Open vraag

Welke vraag moet je stellen om
het onderwerp te vinden?

Achter elkaar treden tien leerlingen op.
A
Wie treden op?
B
Wat treden op?

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?

Achter elkaar treden tien leerlingen op.
Wie treden op?

Slide 9 - Open vraag

Welke vraag moet je stellen om
het onderwerp te vinden?

Kim speelt een paar liedjes op de piano.
A
Wie speelt?
B
Wat speelt?

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?

Kim speelt een paar liedjes op de piano.
Wie speelt?

Slide 11 - Open vraag

Welke vraag moet je stellen om
het onderwerp te vinden?

In de pauze kun je iets lekkers kopen.
A
Wie kan kopen?
B
Wat kan kopen?

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?

In de pauze kun je iets lekkers kopen.
Wie kan kopen?

Slide 13 - Open vraag

Welke vraag moet je stellen?

De winnaars krijgen een bioscoopbon.
A
Wie krijgen?
B
Wat krijgen?

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?

De winnaars krijgen een bioscoopbon.
Wie krijgen?

Slide 15 - Open vraag

Welke vraag moet je stellen om
het onderwerp te vinden?

De auto moet voor een APK naar de garage.
A
Wie moet (naar de garage)?
B
Wat moet (naar de garage)?

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?

De auto moet voor een APK naar de garage.
Wat moet (naar de garage)?

Slide 17 - Open vraag

Wat is het onderwerp in de zin?

De docenten vergaderen over de rapporten.

Slide 18 - Open vraag

Wat is het onderwerp in de zin?

In de tuin zijn hoveniers aan het werk.

Slide 19 - Open vraag

Wat is het onderwerp in de zin?

De dokter roept de patiënt.

Slide 20 - Open vraag

Wat is het onderwerp in de zin?

De gids geeft de toerist informatie.

Slide 21 - Open vraag

Wat is het onderwerp in de zin?

Heeft de zilversmid jouw kettinkje gerepareerd?

Slide 22 - Open vraag

Wat is het onderwerp in de zin?

De monteur sleutelt aan de auto.

Slide 23 - Open vraag

Wat is het onderwerp in de zin?

De piloten wilden liever kapitein worden.

Slide 24 - Open vraag

Huiswerk: 11 januari, 5e uur

m: opdracht 1 t/m 3 van taalverzorging H4 (pagina 80 en 81). 

sa.bentem@wellant.nl


Let op! De uitleg van het beeldverslag staat in Magister, zodat je het zelf terug kan lezen. 



Slide 25 - Tekstslide