Leer de woorden uit Lernbox Lektion 2(S. 78+79) NL-D en D-NL en Grammatik A (S. 82-83)
Slide 2 - Tekstslide
Snel online nakijken 18 t/m 20.
Leerdoelen
Je leert de regelmatige werkwoorden vervoegen.
Je kunt uitleggen wat regelmatige werkwoorden zijn.
Je weet wat vervoegen betekend.
Je weet wat de stam van een werkwoord is.
Je weet wat met de uitgang bedoeld wordt.
Slide 3 - Tekstslide
Grammatik B blz 83 samen lezen en video samen bekijken.
Regelmatige werkwoorden
ik
woon
ich
wohne
stam + e
jij
woont
du
wohnst
stam + st
hij/zij/het
woont
er/sie/es
wohnt
stam + t
wij
wonen
wir
wohnen
stam + en
jullie
wonen
ihr
wohnt
stam + t
u/zij
wonen/
woont
Sie/sie
wohnen
stam + en
vd
gewoond
gewohnt
ge+stam+t
Slide 4 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 5 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Oefenen vervoegen
fragen
gehen
hören
kommen
lernen
machen
sagen
schreiben
spielen
wohnen
vragen
fragen
ich
frage
du
frag...
er/sie/es
frag...
wir
frag...
ihr
frag...
Sie/sie
frag...
Slide 6 - Tekstslide
Vervoegen = het veranderen van de vorm van een werkwoord om tijd, persoon, etc. aan te geven.
Stam = hele ww min -en
uitgang = achtervoegsel dat aan de stam van een woord wordt toegevoegd om de betekenis te veranderen. (bv vervoeging van werkwoorden of verbuiging van naamwoorden).