Grammatica H3

'Hoofdstuk '3' 

Grammatica woordsoorten
Blz. 112
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

'Hoofdstuk '3' 

Grammatica woordsoorten
Blz. 112

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Wat leren we vandaag?
  • Theorie woordsoorten(h3)
  • nakijken
  • maken opdrachten

Slide 2 - Tekstslide

Wat leren we vandaag?
  • zelfstandig werkwoord(zww)
  • hulpwerkwoord(hww)
  • persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden
  • wederkerig en wederkerend voornaamwoord
  • Deze woordsoorten te vinden in een zin. 

Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn het hww en zww in de volgende zin:
'Mag jij vuurwerk afsteken?'
A
hww: mag zww:afsteken
B
zww:mag hww:afsteken
C
zww:mag zww:afsteken
D
hww:mag zww: afsteken

Slide 4 - Quizvraag

Zelfstandig werkwoord(zww)
  • Werkwoorden= woorden die aangeven wat er wordt gedaan. Deze woorden geven een handeling aan.
  • Als een werkwoord in de zin de handeling aangeeft, dan is het ww een zww
  • Staat er maar altijd één in de zin.
  • bijv. Ik kijk tv. 

Slide 5 - Tekstslide

Hulpwerkwoord
  • Helpen het zelfstandig werkwoord.
  • Geven geen handeling in de zin aan.
  • Kunnen er meerdere van in de zin staan, maar er hoeft er ook geen in te staan. 

Slide 6 - Tekstslide

hulpwerkwoord vinden?!
  • Zoek allereerst het belangrijkste werkwoord(zww)
  • Kijk dan welke werkwoorden(incl. persoonsvorm) er nog over zijn.
  • Dit zijn de hulpwerkwoorden. 

Slide 7 - Tekstslide

Voornaamwoorden
  • Een voornaamwoord (vnw) is een woord dat in de plaats kan komen voor een zelfstandig naamwoord of een zinsdeel:
  • bijv. Rachid geeft het ingepakte cadeau aan zijn zus. -->Hij geeft het aan haar.

Slide 8 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord
(pers.vnw)

Slide 9 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw)
  • duidt op een persoon of een ding aan.

Slide 10 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord (bez. vnw)

- Geeft aan van wie iets is(Bezit)

- Het kan géén zn vervangen.

- Het staat altijd voor het zelfstandig naamwoord.

- Soms staat er een bijv. nw tussen-->mijn nieuwe fiets.


Jouw kat loopt buiten in de regen.

Slide 11 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord(bez. vnw)

Slide 12 - Tekstslide

Verschillen Pers.vnw en Bez. vnw
  • Staat het voornaamwoord achter het bezit en staat er het woordje 'van' voor? 
  • -->Dan is het geen bezittelijk vnw, maar een persoolijk vnw:
  • Bijv. Die fiets is van mij(pers.vnw)
  • Bijv. De tassen zijn van ons(pers.vnw)

Slide 13 - Tekstslide

Wederkerig vnw
  • elkaar, mekaar, elkander 
we schudden elkaar de hand
we zien mekaar morgen nog
we hebben elkander al gezien

Slide 14 - Tekstslide

wederkerend voornaamwoord

Slide 15 - Tekstslide

Wederkerend vnw vinden?!
  • Het onderwerp van de zin komt terug in het wederkered voornaamwoord.
  • Het hangt dus van het onderwerp af welke je gebruikt.
  • Het wed.vnw verwijst naar de persoon die het onderwerp is. Het moeten dezelfde personen zijn. 
  • bijv. Ik schaam me; U schaamt zich

Slide 16 - Tekstslide

Woordsoort vaststellen
  • Sommige woorden kunnen tot verschillede woordsoorten behoren. Wat doe je dan?
  • Je  verandert het woord(je,ons) door hij, hem, zijn of zich.
    -->vervangbaar door hij/hem, dan is het een pers.vnw
    -->vervangbaar door zijn, dan een bez.vnw
    -->vervangbaar door zich, dan wederkerend vnw.

Slide 17 - Tekstslide