Les 2 - persoonsvorm

werkwoordspelling - persoonsvorm
Doel: Ik kan de persoonsvorm van een korte zin vinden.
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

werkwoordspelling - persoonsvorm
Doel: Ik kan de persoonsvorm van een korte zin vinden.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Even herhalen...
In welk rijtje staan alleen maar werkwoorden?
timer
1:00
A
melk - loop - fiets - zwem
B
durven - kunnen - willen - pannen
C
geschreven - gedanst - geven - gezellig
D
kuch - lach - kocht - licht

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm
In elke zin staan één of meer werkwoorden. Eén van die werkwoorden is de persoonsvorm.
De persoonsvorm is de vorm van het werkwoord dat past bij het onderwerp.
Bijvoorbeeld: 
ik loop - hij loopt - wij lopen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ontdek je de persoonsvorm?
Er zijn twee manieren om de persoonsvorm te ontdekken. Namelijk de getalproef en de tijdproef.

Bij de getalproef verander je het 'getal' van het onderwerp. Maak van enkelvoud meervoud of andersom.
Dus:
Boris en Erlijn gaan elke maandagavond naar voetbal.
Boris gaat elke maandagavond naar voetbal.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Neem de zin over, maar verander het getal.
Mijn moeder vindt mijn nieuwe kapsel niet leuk. 
timer
1:00

Slide 5 - Open vraag

Verschillende opties:
Mijn moeders vinden mijn nieuwe kapsel niet leuk.

Mijn vader en moeder vinden mijn nieuwe kapsel niet leuk. 

Mijn moeder en mijn zus vinden mijn nieuwe kapsel niet leuk. 

Wat is dus de persoonsvorm van de zin:
Mijn moeder vindt mijn nieuwe kapsel niet leuk. 
timer
0:40

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

tijdproef
Je verandert de tijd van de zin. Dus een zin in de tegenwoordige tijd (nu) verander je in de verleden tijd (vroeger) of andersom.

Ik koop een kaartje voor het concert.
Ik kocht een kaartje voor het concert.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Neem de zin over, maar verander de tijd.
Jay wordt met de auto naar school gebracht.
timer
1:00

Slide 8 - Open vraag

Jay werd met de auto naar school gebracht.

wordt (tt) -> werd (vt)

Wat is de persoonsvorm van de zin?
Jay wordt met de auto naar school gebracht.
timer
0:30

Slide 9 - Open vraag

Jay werd met de auto naar school gebracht.

wordt (tt) -> werd (vt)

Welke manier heb ik toegepast om de persoonsvorm te vinden?
Die laptop werkt niet meer.
Die laptops werken niet meer.
werkt -> werken
werkt = persoonsvorm
A
getalproef
B
tijdproef

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Welke manier heb ik toegepast om de persoonsvorm te vinden?
Morgen zullen we eindelijke onze kamer opruimen.
Gisteren zouden we eindelijk onze kamer opruimen. 
zullen -> zouden
zullen = persoonsvorm
A
getalproef
B
tijdproef

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Welke manier heb ik toegepast om de persoonsvorm te vinden?
De leerlingen fietsen erg hard.
De leerling fietst erg hard.
fietsen -> fietst
fietsen = persoonsvorm
A
getalproef
B
tijdproef

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Welke manier heb ik toegepast om de persoonsvorm te vinden?
Mijn broer gaat elke dinsdag naar de sportschool.
Mijn broer ging elke dinsdag naar de sportschool.
gaat -> ging
gaat = persoonsvorm
A
getalproef
B
tijdproef

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies


In de zin staan twee werkwoorden. Ze zijn beide onderstreept. Welke is de persoonsvorm?
Rick en Jamie willen graag piloot worden
timer
0:30
A
willen
B
worden

Slide 15 - Quizvraag

Getalproef:
Rick wil graag piloot worden.

Tijdproef:
Rick en Jamie wilden graag piloot worden. 

In de zin staan twee werkwoorden. Ze zijn beide onderstreept. Welke is de persoonsvorm?
De koeien moeten de hele winter in de stal
blijven
timer
0:30
A
moeten
B
blijven

Slide 16 - Quizvraag

Getalproef:
De koe moet de hele winter in de stal blijven.

Tijdproef:
De koeien moesten de hele winter in de stal blijven. 

In de zin staan twee werkwoorden. Ze zijn beide onderstreept. Welke is de persoonsvorm?
Heb jij die advertentie ook gelezen?
timer
0:30
A
heb
B
gelezen

Slide 17 - Quizvraag

Getalproef:
Had jij die advertentie ook gelezen?

Tijdproef:
Hebben jullie die advertentie ook gelezen?

Noteer de persoonsvorm.
In een safaripark lopen de dieren vrij rond. 
timer
0:30

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Noteer de persoonsvorm.
Waarom ging jij na de wedstrijd niet op de foto? 
timer
0:30

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Noteer de persoonsvorm.
Mijn zus kan heel erg goed zingen. 
timer
0:30

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Noteer de persoonsvorm.
Gisteren heeft zijn opa een vakantie geboekt.
timer
0:30

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schriftelijke opdracht
Noteer de persoonsvormen uit de volgende tekst. Het zijn er vijftien. 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Welke vijftien persoonsvormen heb je ontdekt? 
Noteer ze achter elkaar met een komma en een spatie. 
Doe het zo:
werkwoord, werkwoord, werkwoord
timer
3:00

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hele werkwoord
Een persoonsvorm komt altijd van een heel werkwoord. Dit wordt ook wel de wij-vorm of de woordenboekvorm genoemd.

wordt -> worden
is -> zijn
loop - lopen

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Noteer de persoonsvorm (pv) van de zin. 
Zet daarachter van welk werkwoord de persoonsvorm komt. 
Doe het zo: persoonsvorm - hele werkwoord

Doe eens niet zo vervelend!
timer
1:00

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Noteer de persoonsvorm (pv) van de zin. 
Zet daarachter van welk werkwoord de persoonsvorm komt. 
Doe het zo: persoonsvorm - hele werkwoord

Over vijf minuten ben ik eindelijk aan de beurt.
timer
1:00

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Noteer de persoonsvorm (pv) van de zin. 
Zet daarachter van welk werkwoord de persoonsvorm komt. 
Doe het zo: persoonsvorm - hele werkwoord

Vanmorgen heeft mijn zusje weer iets ondeugends gedaan.
timer
1:00

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Ik kan de persoonsvorm in een korte zin vinden.
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll

Deze slide heeft geen instructies