Onderdeel 3: Cursus 7 Spelling Paragraaf 6: Meervouden op -s en -en (editie 7)

Welkom bij Nederlands!
Cursus 7 Spelling




Paragraaf 6: Meervouden op -s en -en
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands!
Cursus 7 Spelling




Paragraaf 6: Meervouden op -s en -en

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?

  1. Herhalen Cursus 7 Spelling Paragraaf 5: Bijvoeglijk naamwoord
  2. Cursus 7 Spelling Paragraaf 6: Meervouden op -s en -en
  3. Zelfstandig aan de slag


Slide 2 - Tekstslide

Herhalen
Nu:

  • kun je bijvoeglijke naamwoorden herkennen. √
  • kun je de korte en lange vorm van bijvoeglijke naamwoorden goed spellen. √

Slide 3 - Tekstslide

Bijvoeglijke naamwoorden
De meeste bijvoeglijke naamwoorden hebben een korte vorm (zonder -e) en een lange vorm (met -e):


Zo maak je de lange vorm van een bijvoeglijk naamwoord:
  • Zet een -e achter het woord: klein → kleine; sterk → sterke; nieuw → nieuwe.
Let op, soms moet je daarnaast:
  • een -f- in een -v- veranderen (de f/v-regel): lief → lieve; naïef → naïeve;
  • een -s- in een -z- veranderen (de s/z-regel): grijs → grijze; serieus → serieuze;
  •  de laatste letter (medeklinker) verdubbelen: fris → frisse; glad → gladde;
  • een a, e, o of u (klinker) weghalen: traag → trage; zuur → zure.












Slide 4 - Tekstslide

Bijvoeglijke naamwoorden

Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden eindigen meestal op -en: houten, papieren, wollen, maar niet altijd (een polyester T-shirt).


Stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden zijn woorden als: beton – betonnen, hout – houten, koper – koperen, papier – papieren, wol – wollen, zijde – zijden, tule – tulen.











Slide 5 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het eind van de les:

  • kun je meervouden op -s en 's spellen
  • kun je de meervouden op -en spellen

Slide 6 - Tekstslide

Meervouden op -s en -en

Slide 7 - Tekstslide

Meervouden op -s en -en
Zet -s achter het woord:
Bijvoorbeeld: tafel – tafels; speldje – speldjes; vakantie – vakanties.
  • Meestal moet de -s aan het woord vast. 
  • Gebruik ’s als je het woord verkeerd uitspreekt:
echo – echo’s; kiwi – kiwi’s; oma – oma’s.
  • Woorden die eindigen op een -y krijgen ’s: ijslolly – ijslolly’s.

Let op: Als er voor de slot-y nog een andere klinker staat, wordt de -s wél aan het woord vast geschreven: display – displays; cowboy – cowboys.














Slide 8 - Tekstslide

Meervouden op -s en -en
Zet -en achter het woord:
Bijvoorbeeld: lamp – lampen; tand – tanden; boek – boeken.

Soms moet je ook iets anders veranderen. Bijvoorbeeld:
boot – boten; mug – muggen; duif – duiven; kaas – kazen.













Slide 9 - Tekstslide

Zelfstandig aan het werk 
Opdracht: 
Maak nu zelfstandig Cursus 7: Spelling, Paragraaf 6: Meervouden op -s en -en (boek blz. 234 en 235) Je mag overleggen.
Hulp nodig? In deze volgorde: 
1. Boek
2. Klasgenoot
3. Docent
(de eerste 2 minuten help ik niet)
Je krijgt hier 20 minuten tijd voor  
Klaar? 
Lezen in je leesboek/tijdschrift.




timer
20:00

Slide 10 - Tekstslide

Afsluiten:
Nu:

  • kun je meervouden op -sen 's spellen. √
  • kun je de meervouden op -en spellen. √

Slide 11 - Tekstslide