3.2 de Oost en de VOC

De VOC
paragraaf 3.2
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

De VOC
paragraaf 3.2

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Leerdoel: Ik kan uitleggen waarvoor de VOC werd opgericht en hoe deze handelsmaatschappij werkte.

Slide 3 - Tekstslide

Nederlanders gaan zelf de winstgevende route naar Azië zoeken.
  • Portugal had het monopolie op specerijen, zijde, porselein en thee naar Europa.
  • De Antwerpse kooplieden namen kennis Aziatische handelsnetwerken mee.
  • Jacob van Heemskerck en Willem Barentsz reisden in 1596 via het noorden van Europa naar Azië, mislukt bleven steken bij Nova Zembla.
  • Cornelis de Houtman ging via het zuiden langs Kaap de Goede Hoop naar Indonesië, deze reis was succesvol.

Slide 4 - Tekstslide

VOC 1602
  • Scheepsbedrijven werken samen in handelscompagnieën=> voorcompagnieën, die heel veel concurrentie hadden onderling.

  • Door de te hoge concurrentie, prijsdalingen en faillissementen besloot Oldenbarnevelt tot oprichting van de VOC 

  • De VOC kreeg als economisch recht het specerijenmonopolie. Politieke rechten: verdragen sluiten met vorsten, oorlog voeren, soldaten legeren in forte

Slide 5 - Tekstslide

VOC Bestuur
  • Heren 17 is het hoofdbestuur van de VOC in Amsterdam
  • Elke 6 kamers hadden een eigen scheepswerf, pakhuis en kantoor. Voor elke reis werden zeelui en soldaten ingehuurd.
  • Zeelieden en kooplieden van de VOC mochten niet zelf in producten handelen, die de VOC vervoerde.

Slide 6 - Tekstslide

Jacarta en Batavia.
  • VOC stichtte overal in Azië handelsfactorijen, het was niet nodig voor de handel om grote gebieden in te nemen. 
  • In 1618 vestigde Jan Pietersz. Coen in Batavia het bestuur van de VOC in Azië. Handelsopslag was hier ook. Hij was de Gouverneur-Generaal
  • Uit Europa nam de VOC goud en zilver mee, maar ook Europese producten die Azië niet wilde.

Slide 7 - Tekstslide

Inter-Aziatische ruilhandel=> Manier om de kosten voor de VOC te verminderen.
  • Vanuit Europa Goud en zilver=> zijde, thee, porselein uit China=> in Japan zijde geruild tegen zilver=> uit India kwam katoen en rijst=>  katoen en rijst in Indonesië geruild tegen specerijen.  
  • Op elk onderdeel werd winstgemaakt. Katoen, zijde, porselein, thee, rijst en specerijen naar de Republiek.
  • Specerijen: peper, kaneel, nootmuskaat, foelie en kruidnagelen.
  • Retourvaarten tussen Republiek, Batavia.


Slide 8 - Tekstslide

J.P. Coen en bloedbad op Banda.
  • De VOC paste het monopolie op specerijen toe om concurrentie door Nederlandse, buitenlandse bedrijven te verhinderen maar ook op de inheemse bevolking. 
  • De bewoners van de Banda-eilanden verkochten ondanks het verbod toch zelf nootmuskaat aan de Engelsen omdat de VOC niet de beloofde rijst leverde. J.P. Coen liet leiders onthoofden en verdreef de bevolking.

Slide 9 - Tekstslide

Perkeniers en plantages
  •  Hollandse ‘perkeniers’ namen de plaats van de inheemse bevolking in. 
  • Het eiland Banda werd in perken= plantages verdeeld. 
  • De VOC voerde slaven aan om op de plantages voor nootmuskaat te werken. 

Slide 10 - Tekstslide

Hoe komt de VOC aan zijn startkapitaal?
  • De VOC gaf aandelen uit. Dat is een aandeel in het bedrijf, in ruil kreeg je dividend. 
  • Aandelen werden gekocht en verkocht op de Amsterdamse Beurs. Daarmee was de VOC de allereerste firma ter wereld die aandelen uitgaf en de eerste multinational.
  • Iedereen=> rijke mensen, maar ook ambachtslieden, bakkers of dienstboden kochten een aandeel. Zo werd de VOC ‘van iedereen’.

Slide 11 - Tekstslide

Oorlog en handel.
  • VOC werd ook gebruikt in de oorlog met Spanje tijdens de Opstand=> pakten zeeroutes,  handelsfactorijen in Azië af van Spanje en Portugal.
  • Gevaren op reis: stormen, piraten bij duinkerken en in Azië, concurrenten zoals Fransen en Engelsen. 
  • De Spanjaarden gaven de Duinkerkers kaperbrieven om schepen Republiek aan te vallen. 
  • Schepen waren handels- ,oorlogsschepen.

Slide 12 - Tekstslide

Opdrachten
Wat: 35, 38, 39, 40, 41, 44, 45, 46, 47, 50 en 51
hoe: in duo's op fluisterniveau
Hulp: Boek of docent
Klaar: Succescriteria 3.2 en/of samenvatting/woordweb

Slide 13 - Tekstslide