Voorzetsels enz.

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Voorzetsels enz.

Welke voorzetsels hebben de 3e naamval?

Welke voorzetsels hebben de 4e naamval?

Zet in de juiste naamval:
Wir fahren in d...... Schweiz

1. der
2. die
3. das
4. dem

Zet in de juiste naamval:
Setze dich zu....(mij)

1. mich
2. mein
3. mir

Zet in de juiste naamval:
Was hast du für (haar).... gekauft?

1. ihr
2. Ihnen
3. sie
4. die

Zet in de juiste naamval:
Wir haben d...... Veranstaltung besucht.

1. der
2. die
3. den
4. dem

Zet in de juiste naamval:
Er fährt öfters durch dies..... Straße.

1. diese
2. dieser
3. dieses
4. diesem

Zet in de juiste naamval:
Um dies.... Zeit trinkt er immer ein.... Kaffee

1. dieser eine
2. diesem ein
3. diese eines
4. diese einen

Zet in de juiste naamval:
Weißt du aus welch..... Stadt er kommt?

1. welche
2. welchem
3. welches
4. welcher

Vertaal:
Heb je al plannen?

Vertaal:
Ik zou liever een wandeling maken.

Vertaal:
Hoe was het evenement?

Vertaal:
Helaas kunnen wij elkaar niet ontmoeten/met elkaar afspreken.

Vertaal:
Heb je zin om zaterdag naar de bioscoop te gaan?

Vertaal:
Ich freue mich, wenn viel los ist.

Vertaal:
Sport ist meine größte Leidenschaft

Vertaal:
Schließlich haben wir uns in den Schatten gesetzt.

Vertaal:
Ich kann euch das Konzert wirklich empfehlen

Vertaal:
Außer Vokabeln sollen wir auch die Sprachmittel lernen.