Basis spelling/ stijl

De basis van de Nederlandse taal 


stijl & spelling 
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 4

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

De basis van de Nederlandse taal 


stijl & spelling 

Slide 1 - Tekstslide

als / dan 

Slide 2 - Tekstslide

als / dan verschil?
ALS: gebruik je als er sprake is van gelijkheid. Je gebruikt vaak woorden als even, zelfde of zo(als).
  

> Hij is even groot als zij (is).
> Hij staat op dezelfde hoogte als Jan.
> Kees is zo groot als een reus.

Slide 3 - Tekstslide

als/ dan verschil? 
DAN: gebruik je als er sprake is van ongelijkheid. Als je twee dingen A en B vergelijkt en je wilt het verschil beschrijven.

Regel:
na de vergrotende trap gebruik je DAN.
> Hij is beter dan ik (ben).
> Hij is sterker dan zijn zoon.
> Deze laptop is goedkoper dan de vorige.

Slide 4 - Tekstslide

Oefening!
1. De nieuwe spits scoort meer ..... men van hem verwachtte.
2. Ik denk dat Jenny daar meer van weet ...... Jurgen.
3. Hij is net zo groot ..... zijn vader.
4. In talen is hij veel beter ...... zijn broer.
5. Er werd twee keer zoveel verkocht ..... vorig jaar.

Slide 5 - Tekstslide

Jou-jouw/mij-mijn/me-mijn/u-uw

Slide 6 - Tekstslide

Persoonlijke- en bezittelijke voornaamwoorden
Wanneer gebruik je jou/jouw - u/uw – mij/mijn?
Tip: meestal als je het kunt vervangen door ‘mijn’.
jouw – uw = mijN (zijn, haar, ons, jullie= bezit)
jou – u = mij
> Dat is jouw/mijn antwoord => Dat antwoord is van jou/mij.
> Ik zet uw/mijn gegevens op de lijst.=> Die gegevens zijn van jou/mij.
> Het is mijn/jouw moeder =>Die moeder is van jou/mij.
   NIET: ME MOEDER!!!

Slide 7 - Tekstslide

Deze - die - dit - dat - wat

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Meervoud met -en of -s

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Aaneenschrijven
Zelfstandig naamwoorden

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Aaneenschrijven
Werkwoorden 

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide