5.4 Meer genen in het spel 4V 2122

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
5.4 Meer genen in het spel
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
5.4 Meer genen in het spel

Slide 1 - Tekstslide

Bij een niet X-chromosomale eigenschap geldt:
Als twee ouders hetzelfde fenotype hebben en hun kind heeft een afwijkend fenotype, dan zijn beide ouders heterozygoot en heeft het kind het fenotype dat bij het recessieve allel hoort.
A
Juist
B
Niet juist

Slide 2 - Quizvraag

Bij een niet X-chromosomale eigenschap geldt:
Bij twee heterozygote ouders is de kans 25% dat hun kind het fenotype heeft dat bij het recessieve allel hoort.
A
Juist
B
Niet juist

Slide 3 - Quizvraag

Bij een niet X-chromosomale eigenschap geldt:
Als je het fenotype hebt dat bij het recessieve allel hoort, dan ben je homozygoot.
A
Juist
B
Niet juist

Slide 4 - Quizvraag

Bij een niet X-chromosomale eigenschap geldt:
Als je drager of draagster bent van een recessief allel voor een erfelijke aandoening, dan is de kans 50% dat je kinderen krijgt met die aandoening.
A
Juist
B
Niet juist

Slide 5 - Quizvraag

Doel 5.4 
Je leert hoe je kunt werken met kruisingsschema's en stambomen bij meerdere genen tegelijk

Slide 6 - Tekstslide

Dihybride kruising
Letten op 2 eigenschappen/ genen tegelijk.
Waarbij de genen op verschillende chromosomen liggen.
Let op: er kunnen méér verschillende combinaties van allelen ontstaan bij het aanmaken van de geslachtscellen.

Slide 7 - Tekstslide

Kruising van de P generatie
Grote plant met groene erwten

AABB
Kleine plant met gele erwten

aabb
Fenotype


Genotype
P(arent) generatie

Slide 8 - Tekstslide

Kruising van de P generatie
Grote plant met groene erwten

AABB


100% AB
Kleine plant met gele erwten

aabb


100% ab
Fenotype


Genotype


Geslachtscellen
P(arent) generatie

Slide 9 - Tekstslide

Resulteert in de F1 generatie
AB
ab
AaBb
F(iliale)1 generatie

100% AaBb


Grote planten met groene erwten

Slide 10 - Tekstslide

Kruising van de F1 generatie
Grote plant met groene erwten

AaBb


AB, Ab, aB en ab

Grote plant met groene erwten

AaBb


AB, Ab, aB en ab

Fenotype


Genotype


Geslachtscellen
F1 generatie

Slide 11 - Tekstslide

Resulteert in de F2 generatie
AB
Ab
aB
ab
AB
AABB
AABb
AaBB
AaBb
Ab
AABb
AAbb
AaBb
Aabb
aB
AaBB
AaBb
aaBB
aaBb
ab
AaBb
Aabb
aaBb
aabb
F2 generatie



9/16 is groot met groene erwten
3/16 is klein met groene erwten
3/16 is groot met gele erwten
1/16 is klein met gele erwten

Slide 12 - Tekstslide

Onthouden!
Een verhouding 9:3:3:1 van een combinatie van twee eigenschap in de nakomelingen wijst altijd op een kruising van 2 voor beide eigenschappen heterozygote ouders.


Slide 13 - Tekstslide

Gekoppelde overerving
Letten op 2 eigenschappen/ genen tegelijk.
Waarbij de genen op hetzelfde chromosoom liggen.

Hierbij kan crossing over zorgen voor andere genotypen en fenotypen dan verwacht.

Slide 14 - Tekstslide

Kruising van de P generatie
Groene erwten en dunne wortels

AABB
Gele erwten en dikke wortels

aabb
Fenotype


Genotype
P(arent) generatie
W
W

Slide 15 - Tekstslide

Kruising van de P generatie
Groene erwten en dunne wortels

AABB


100% 
Gele erwten en dikke wortels

aabb


100% 
Fenotype


Genotype


Geslachtscellen
P(arent) generatie
W
W

Slide 16 - Tekstslide

Resulteert in de F1 generatie
AB
ab
AaBb
F(iliale)1 generatie

100% 


Grote planten met dunne wortels

Slide 17 - Tekstslide

Kruising van de F1 generatie
Groene erwten en dunne wortels




Groene erwten en dunne wortels



Fenotype


Genotype


Geslachtscellen
F1 generatie
W
W

Slide 18 - Tekstslide

Resulteert in de F2 generatie
AB
ab
AB
AABB
AaBb
ab
AaBb
aabb
F2 generatie

3/4 heeft groene erwten en dunne wortels
1/4 heeft gele erwten en dikke wortels

W
W

Slide 19 - Tekstslide

Gekoppelde overerving
Gekoppelde overerving zorgt er voor dat allelen die geen functionele relatie hebben (bijvoorbeeld oogkleur en hoog cholesterol gehalte) toch samen overerven.

NB. Door crossing kunnen er toch andere genotypen en fenotypen voorkomen dan verwacht.

Slide 20 - Tekstslide

Crossing over
Groene erwten en dunne wortels




Groene erwten en dunne wortels



Fenotype


Genotype


Geslachtscellen
F1 generatie
W
W
x

Slide 21 - Tekstslide

Polygene overerving
Er zijn meerder genen betrokken bij uiteindelijk één zichtbare eigenschap.
Bijvoorbeeld huidkleur, oogkleur, lichaamslengte, bepaalde ziekten.

Elk gen codeert voor een eiwit, de combinatie van deze eiwitten zorgt voor de uiteindelijke eigenschap.

Slide 22 - Tekstslide

Oefenen dihybride kruising (1)
Bij mensen is het allel voor zwart haar (A) dominant over het allel voor blond haar (a). Het allel voor krullend haar is (B) dominant over dat voor sluik haar (b). De genen zijn niet gekoppeld.  Een vrouw met zwart krullend haar is heterozygoot voor beide eigenschappen. Ze verwacht  een kind van een man met blond, sluik haar. Ze hoopt dat het kind dezelfde haarkleur en haarvorm heeft als zij. Zij wil weten hoe groot de kans hierop is.

Slide 23 - Tekstslide

Oefenen dihybride kruising (1)
a) Wat zijn de genotypes van de ouders?
b) Welk genotype moet het kind hebben als het dezelfde haarkleur en haarvorm als de
moeder heeft? 
c) Van welke ouder moet het kind allel A krijgen? Hoe groot is de kans hierop?
d) En van welke ouder allel B? Hoe groot is deze kans?
e) Hoe groot is dan de kans dat het kind dezelfde haarkleur en haarvorm heeft als
moeder?

Slide 24 - Tekstslide

Antwoord op oefening dihybride kruising

Slide 25 - Open vraag

Oefenen dihybride kruising (1)
a) ♂ (vader) genotype aabb 
     ♀ (moeder) genotype AaBb
b) AABB of AaBB of AaBb of AaBB
c) Allel A van moeder, kans 50%
d) Allen B van moeder, kans 50%
e) 50% x 50% = 25%

Slide 26 - Tekstslide

Doel 5.4 
Je hebt geleerd hoe je kunt werken met kruisingsschema's en stambomen bij meerdere genen tegelijk


Slide 27 - Tekstslide

Begrippen 5.4 
Ongekoppelde overerving, gekoppelde overerving

Slide 28 - Tekstslide

Huiswerk
Maak oefenblad Dihybride
kruisingen en gekoppelde
overerving
In de online methode.
Kies een leerweg (default B).
Maak opdrachten 4 t/m 10 van 5.4

Slide 29 - Tekstslide