SO verbes irréguliers

Les verbes irréguliers
toets 30 september
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Les verbes irréguliers
toets 30 september

Slide 1 - Tekstslide

vrijdag 30 september
onregelmatige werkwoorden; présent, passé composé, imparfait

aller, avoir, écrire, être, faire, mettre, partir, pouvoir, prendre, savoir, sortir, venir, voir, vouloir 

page 152 t/m 156

Slide 2 - Tekstslide

Welke ww lijken op elkaar?
Vouloir en pouvoir 
Partir en sortir

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

partir  & sortir - présent
Je
pars
sors
Tu
pars
sors
Il/elle/on 
part
sort
Nous
partons
sortons
Vous
partez
sortez
Ils/elles
partent
sortent 

Slide 5 - Tekstslide

aller, partir, sortir, venir- passé composé
         hulpww = 
een vorm van être
dus
voltooid deelwoord
past zich aan
 het o. aan !
Je
suis parti(e)
suis sorti(e)
Tu
es parti(e)
es sorti(e)
Il/elle/on 
est parti(e)
est sorti(e)
Nous
sommes parti(e)s
sommes sorti(e)s
Vous
êtes parti(e)(s)
êtes sorti(e)(s)
Ils/elles
sont parti(e)s 
sont sorti(e)s

Slide 6 - Tekstslide

Bijvoorbeeld (être)
Elle (aller) .........               Elle est allée
Nous (parti) ....              Nous sommes partis
Pierre (venir)...            Pierre est venu



Slide 7 - Tekstslide

Alle andere werkwoorden krijgen dus een vorm van avoir
Bijvoorbeeld:
Tu (avoir)...                         Tu as eu
Vous (vouloir)...                      Vous avez voulu
Jean et Pierre (faire)       Jean et Pierre ont fait

Slide 8 - Tekstslide

Hoe maak je de imparfait?

Slide 9 - Tekstslide

Stap 1: neem nous-vorm van présent

Bijvoorbeeld:
(avoir) avons
(faire) faisons
(prendre) prenons
(finir) finissons

Slide 10 - Tekstslide

Stap 2: haal -ons ervan af
Bijvoorbeeld:

(avoir) avons
(faire) faisons
(prendre) prenons

Slide 11 - Tekstslide

"
Stap 3:

Slide 12 - Tekstslide

Imparfait - verleden tijd

nous allons - j'allais
nous avons- j'avais
nous écrivons - j'écrivais
nous sommes - j'étais
nous faisons - je faisais
nous mettons - je mettais


nous partons- je partais
nous sortons - je sortais
nous pouvons - je pouvais
nous voulons- je voulais
nous savons - je savais
nou venons - je venais
nous voyons - je voyais

Slide 13 - Tekstslide

De stam van être = ét
Dus:
j'étais = ik was
tu étais = jij was
il était = hij was
nous étions = wij waren
vous étiez = jullie waren/u was
ils étaient = zij waren

Slide 14 - Tekstslide

Voorbeeld SO Frans
gaan - je (présent) - je/j' (imparfait) - je (passé composé)
hebben - Nous (présent), nous (imparfait), nous (pc)
schrijven - elles (présent), elles (imp.), elles (pc)
kunnen - tu ....
doen/maken - vous .......




Slide 15 - Tekstslide