Medicatie toedienen

Medicatie

1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Medicatie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De regel van 5 bij toedienen van medicatie, welke zijn dat?

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

https://www.zorgvoorbeter.nl/thema-s/medicatieveiligheid/veilig-toedienen-van-medicijnen/medicijnen-malen

Slide 8 - Tekstslide

 bètablokkers, die de bloeddruk, hartfrequentie, hartminuutvolume en bronchiale secretie beïnvloeden.
Reden van toediening
Causaal
Symptoombestrijding
Profylactish
Substitutie
Placebo

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Contra-medicatie is
A
een reden op medicatie voor te schrijven.
B
een reden om medicatie juist niet voor te schrijven
C
een ander woord voor de bijsluiter van een medicijn
D
medicatie die apart bewaard moet blijven

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

sublinguaal is .... medicatie
A
onder de huid
B
onder de tong
C
intraveneus
D
vaginaal

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

kortwerkend: salbutamol, ventolin
langwerkend: 
Complicaties van inhalatie medicatie zijn:
A
Hartritme stoornissen
B
Heesheid
C
Schimmelinfectie
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

medicatie die over is
A
mag weggegooid bij het GFT
B
mag terug naar de apotheek
C
beide bovenstaande
D
geen van bovenstaande

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat versta je onder medicatieveiligheid

Slide 20 - Woordweb

Bron: Zorg voor Beter:
Het werken met medicijnen is foutgevoelig en risicovol. Bij medicatieveiligheid gaat het om veilige zorg voor de cliënt én om veilig werken voor de medewerker. De Veilige Principes beschrijven wie waar verantwoordelijk voor is, en hoe je veilig kunt werken.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie heeft de bevoegdheid om medicatie uit te schrijven?
A
De arts
B
De verpleegkundige
C
De verzorgende
D
De apotheek

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie zijn er bevoegd om medicatie voor te schrijven?
Tandarts
Arts
Verloskundige
Psychiater

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie is verantwoordelijk voor het leveren van medicatie?
A
Alle zorgverleners
B
Familie
C
De apotheek
D
De arts

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke zorgverlener mag medicatie stoppen
A
De klant zelf
B
De familie
C
De verpleegkundige
D
De arts

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als een zorgvrager geestelijk en lichamelijk afhankelijk is van een medicijn dan is er sprake van...
A
complicatie
B
interactie
C
gewenning
D
verslaving

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie geeft aanwijzingen over het bewaren van medicatie
A
De arts
B
De verpleegkundige
C
De apotheek
D
Mag je zelf bepalen

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noem je het als twee medicijnen elkaar beïnvloeden?
A
complicatie
B
interactie
C
allergie
D
capsule

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Medicatie dat op de huid wordt aangebracht, zoals zalf, noemen we..
A
transdermaal
B
sublinguaal
C
dermaal of cutaan
D
oraal of per os

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie evalueert de werking van de medicatie met de klant
A
De apotheek
B
De arts
C
De verpleegkundige
D
De helpende

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke medicijnen het meest door ouderen worden geslikt
  • Antitrombotica 54%
  • Bètablokkers 46%
  • Cholesterolverlagers 44%
  • Maagzuurremmers 42%
  • ACE-remmers 29%
  • NSAID’s 27% 
  • Corticosteroïden 21% 
  • Laxantia 20%
  • Hypnotica en sedativa 20%
  • Orale bloedglucoseverlagende middelen Zoek voorbeelden op van deze groepen! 
Zoek voorbeelden op van deze groepen! 

Slide 31 - Tekstslide

Bètablokkers vertragen de hartslag zodat het hart rustiger pompt. Hierdoor daalt de bloeddruk en is er minder kans op een beroerte. Bij hoge bloeddruk schrijven artsen bètablokkers meestal voor in combinatie met andere medicijnen, zoals plastabletten. De bloeddrukverlagende werking treedt op binnen 1 week.

ACE-remmers verlagen de bloeddruk door een verwijding van de bloedvaten in de uiteinden van het lichaam, zoals de bloedvaten in armen, benen, vingers en tenen. Renineremmers zorgen ervoor dat er minder angiotensine beschikbaar is, waardoor de bloedvaten verwijden en de bloeddruk daalt.


Bewaren van medicatie
Houdbaarheidseisen (gekoeld, droog)
Houdbaarheidsdatum
Beheer (medicijnkast)
Ongebruikte medicatie

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mic Melding
Als je een medicatiefout opmerkt, moet hiervan een melding gemaakt worden. In veel organisaties heet dit een MIC melding (melding incident cliënt). De meeste organisaties hebben afspraken over hoe die melding gedaan wordt en hoe je eventueel de collega erbij betrekt die de fout maakte.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nadelige bijwerkingen 
  • Overgevoeligheidsreacties: Huiduitslag, misselijk, braken, diarree
  • Resistentie: Ongevoelig
  • Cumulatie: Ophoping medicijnen
  • Verslaving: Geestelijk en lichamelijk afhankelijk
  • Gewenning: Grotere hoeveelheid nodig
  • Invloed tijdens zwangerschap: beïnvloeding Ontwikkeling kind, borstvoeding
  • Shock/ coma -Inname te hoge dosis

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Resistentie
Ongevoelig worden van micro-organismen voor een geneesmiddel
MRSA bacterie resistent tegen antibiotica

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cumulatie
Ophoping van een medicijn doordat het niet snel genoeg wordt afgebroken
Digoxine, lithium

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tolerantie
Steeds meer medicijn nodig voor hetzelfde effect
Slaapmiddelen (benzodiazepines)

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Interacties
Geneesmiddelen beïnvloeden elkaars werking of bijwerkingen
Bloedverdunners + NSAID’s

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


- Bijwerking: Onbedoeld, ongewenst effect naast de gewenste werking 
    (voorbeeld: misselijkheid bij antibiotica.)

- Contra-indicatie: omstandigheid waarin een medicijn niet mag worden gegeven     (voorbeeld: NSAID’s bij maagzweer.)

- Therapeutische breedte: verschil tussen werkzame dosis en giftige dosis           
    (voorbeeld: smal bij digoxine, lithium.)

- Halfwaardetijd (T½) Tijd waarin de helft van het medicijn is     
    afgebroken/uitgescheiden. 
     (voorbeeld: bij  Paracetamol ± 2 uur.)
Overige termen....

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geneesmiddelen bij ouderen 
  • Wijze en snelheid van opname, afbraak en uitscheiding afwijkend
  • Het regulerend vermogen van het lichaam is minder- verstoring van fysiologisch evenwicht.
  • Sneller een overdosis
  • Meer bijwerkingen
  • Bij gebruik van meerdere medicijnen – onderlinge beïnvloeding
  • Soms tegengestelde werking bij sedatie. In plaats van kalmeren juist onrust




  
 Extra zorg en aandacht is gewenst

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies