3MAVO-§7-Spelling-meervouds-N

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Spelling deel 1

Slide 2 - Tekstslide



Wat gaan we doen vandaag?

Doel van de les=met of zonder N?

Tien minuten stil lezen
Start nieuw onderwerp
Indien gemaakt de opdrachten bespreken 

Aan het werk
 

Telefoon in de kluis, chromebook in je tas. Lees en werkboek op tafel

Slide 3 - Tekstslide

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


Je leert de meervouds-n bij zelfstandig en bijvoeglijk gebruikte verwijzingen naar personen / niet-personen goed gebruiken.




§ 7






Slide 4 - Tekstslide

Zelfstandig gebruikte telwoorden

Bekijk de volgende zin:
In de snackbar stonden velen te wachten op hun bestelling. Sommigen werden boos, omdat het zo lang duurde.
De woorden ‘velen’ en ‘sommigen’ zijn telwoorden.

 In de voorbeeldzin worden deze telwoorden zelfstandig gebruikt.
 Dat betekent dat er geen zelfstandig naamwoord achter staat én dat je er ook geen zelfstandig naamwoord achter kunt zetten


Slide 5 - Tekstslide

Je noemt ze daarom zelfstandig gebruikte telwoorden.

Je schrijft dit soort telwoorden met -n als ze over personen gaan, dus:
– In de snackbar stonden velen te wachten op hun bestelling. Sommigen werden boos, omdat het zo lang duurde – Enkelen gingen weg zonder hun bestelling en zonder te betalen.

Slide 6 - Tekstslide

Je schrijft telwoorden zonder -n als

ze niet-zelfstandig (maar bijvoeglijk) gebruikt worden.
– Voor alle kinderen op deze school is het gebruik van de mobiel verboden. (Achter het woord ‘alle’ staat het zelfstandig naamwoord ‘kinderen’.)

ze niet over personen gaan.
– Slechts enkele van de ontsnapte slangen werden teruggevonden.

Slide 7 - Tekstslide

Woorden als tientallen, honderden, (tien)duizenden en miljoenen schrijf je altijd met een -n.

Zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden
Bekijk nu deze zin:

– Als jongere kun je eenzame ouderen helpen door hen op te zoeken.
Het woord ‘jongere’ wijst een persoon aan. Je schrijft het met een -e, omdat het om één persoon, in het enkelvoud, gaat. 

Het woord ‘ouderen’ gaat over meerdere personen.
Dan schrijf je dat met een -n, omdat het meervoud is. 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Link

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Maken weektaak:
Werk in het stencilpakket aan de leerdoelen van spelling.


SNEL KLAAR?

Lees je leesboek uit.







 




Slide 13 - Tekstslide