Woordenschat

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Opwarmertje: Piramidepuzzel
-gebruik steeds de letters van de woorden die je al gevonden hebt om een nieuw woord te vormen. 
- Volg de aanwijzingen!

Slide 2 - Tekstslide

timer
5:00

Slide 3 - Tekstslide

oplossing
si
eis
iets
piste
spatie
pilates
pastille

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van de les weet je wat schooltaalwoorden zijn en hoe je deze gebruikt. Je weet wat instructiewoorden zijn en wat het verschil is tussen synoniemen en antoniemen.

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen taal die je op school gebruikt en taal die je thuis gebruikt?

Slide 6 - Open vraag

Huiswerk maken



Over Taal blok 3: opdracht 1 en 2
Nakijken: Antwoorden staan op Classroom!
Vraag? Hand opsteken
Klaar? Lezen in je boek

timer
10:00

Slide 7 - Tekstslide

timer
5:00

Slide 8 - Tekstslide

oplossing
po
sop
stop
sprot
sproet
stropen
proesten

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht
Maak  in tweetallen 10 zinnen bij de volgende woorden waaruit de betekenis van het woord blijkt. Weet je een betekenis niet, dan mag je het opzoeken. 

Slide 10 - Tekstslide

aanduiden -  ambitie -  desnoods - citaat - arbitrair - joviaal - voorwaarde - turven (geturfd) - stadium - neutraal 
timer
15:00

Slide 11 - Tekstslide

Wat zijn synoniemen?

Slide 12 - Open vraag

Wat zijn antoniemen?

Slide 13 - Open vraag

Synoniemen en antoniemen
Synoniem: twee verschillende woorden die dezelfde betekenis hebben: fiets - rijwiel
Antoniem: twee woorden met een tegengestelde betekenis: warm - koud 

Slide 14 - Tekstslide

Schooltaalwoorden zijn:
A
woorden die je thuis gebruikt
B
woorden die je op school gebruikt
C
woorden die je tegenkomt in opdrachten op school

Slide 15 - Quizvraag

Instructiewoorden zijn:
A
woorden die je thuis gebruikt
B
woorden die je op school gebruikt
C
woorden die je tegenkomt in opdrachten op school

Slide 16 - Quizvraag

Leg kort uit wat het verschil is tussen een synoniem en een antoniem.

Slide 17 - Open vraag

Maken
Opdracht 32 en 33 blz. 78 en 79 

Slide 18 - Tekstslide