H3B - Fictie (les 2)

Programma
- Herhaling vorige les
- Nieuwe stof
- Aan de slag 
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Programma
- Herhaling vorige les
- Nieuwe stof
- Aan de slag 

Slide 1 - Tekstslide

Hoe noem je het wanneer je je kunt inleven in een (hoofd)persoon?

Slide 2 - Open vraag

Identificatie
Kun je je inleven in een verhaalpersonage?
Held: iemand in wie je je gemakkelijk kunt verplaatsen/inleven.
Antiheld: iemand in wie je je niet gemakkelijk kunt verplaatsen/inleven. 

Slide 3 - Tekstslide

Een personage kan een helper of een tegenstander zijn.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

Relaties tussen verhaalpersonages
Tussen verhaalpersonages bestaan verschillende relaties.
Een personage kan een helper of een tegenstander zijn.

Slide 5 - Tekstslide

Hoofdpersonen en bijfiguren
Hoofdpersoon:
- Je weet veel over hun gedachtes/gevoelens;
- Je leert hun karakter kennen;
- Ze maken een ontwikkeling door.

Bijfiguren:
- Je komt weinig over hun karakter te weten;
- Ze hebben weinig verschillende eigenschappen;
- Ze veranderen nauwelijks tot niet.

Slide 6 - Tekstslide

Wat maakt een
boek spannend?

Slide 7 - Woordweb

"Het is 4:00 's nachts. Waar ben ik beland? Ik probeer om mij heen te kijken, maar ik kan niets zien. Het is pikkedonker. Ik ben helemaal alleen. Wat moet ik doen? Waar moet ik heen?"
Vraag: wat maakt dit stukje spannend?

Slide 8 - Open vraag

De trucjes van een schrijver
1) Een open plek: de schrijver houdt iets achter, jij wordt nieuwsgierig wat en wilt verder lezen 
"Wat hij nog niet wist, is dat deze dag de ergste dag van zijn leven gaat worden." 
2) Vertragen: een geheim/actie dat steeds meer wordt onthuld
"Terwijl Freddy naar huis aan het lopen is, staat Jos hem op te wachten. Om het hoekje. Met een mes. Klaar om Freddy pijn te doen." 

Slide 9 - Tekstslide

Noem een voorbeeld van hoe er vertraging plaatsvond in Terug naar de kust.

Slide 10 - Open vraag

3) Een onverwachte wending: iets wat je totaal niet verwacht
De vriend van de hoofdpersoon blijkt ineens een gevaarlijke schurk te zijn.
4) De cliffhanger: het verhaal breekt af op een spannend moment
Denk hierbij aan het einde van een Netflix-serie.

Slide 11 - Tekstslide


5) De informatievoorsprong: je weet meer dan de verhaalpersonages.
Bijvoorbeeld wanneer jij als lezer al wel weet wie de dader is, terwijl de hoofdpersoon op dit moment een gesprekje met hem aan het voeren is. 
6) Wekken van verwachtingen en het oproepen van vermoedens
Maar later die dag zou zij enorme spijt krijgen van deze beslissing. 

Slide 12 - Tekstslide

Noem een voorbeeld van actiespanning

Slide 13 - Open vraag

Noem een voorbeeld van psychologische spanning

Slide 14 - Open vraag

Spanningsboog
Een verhaal is opgebouwd uit spanningsbogen.
Een spanningsboog is de tijd tussen het begin en het einde van de spanning.
Zo begint een spanningsboog als iemand wordt aangevallen en eindigt dit op het moment dat hij zijn tegenstander verslaat. 
Spanningsbogen kunnen kort zijn, maar ook hoofdstukken lang duren.

Slide 15 - Tekstslide

Aan de slag
Maken: opdracht 5 en 6
Nakijken: opdracht 1 t/m 4 (Magister)
Lezen: 'Proloog' uit de verhalenbundel (Magister)

Slide 16 - Tekstslide