In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Handy in Telefontasche
Setzt euch bitte (ga zitten)
Buch+Laptop auf dem Tisch
Laptop geschlossen
Rucksack auf dem Boden
Slide 1 - Tekstslide
Was machen wir heute?
- den Regel entdecken 5
- Grammatik + Lied 5
- Satz der Woche 5
- üben / Aufgaben machen 10
- Brettspiel 15
-evaluieren 5
Slide 2 - Tekstslide
Kapitel 1 : Hamburg
Typisch Duitse eigenschappen, uiterlijk & karakter van jezelf en anderen.
Lernziele:
- ik kan de werkwoorden haben en sein in een invuloefening gebruiken
- ik kan werkwoorden vervoegen in een bordspel
Slide 3 - Tekstslide
Guten Tag!
Ich heiße Julia und ich bin 15 Jahre alt. Wie alt bist du? Ich habe 2 Brüder. Wir sind zu Hause mit 5 Personen. Meine Eltern sind 43 Jahre alt. Mit wie viel Personen seid ihr zu Hause? Hast du auch Brüder und Schwestern? Wir haben auch 6 Haustiere. Der Hund heißt Jette, sie ist 2 Jahre alt. Die Katze heißt Jip, er hat ein schwarzes Fell. Habt ihr auch Haustiere?
1. Maak een rijtje in je schrift:
ich, du, er/sie/es, wir, ihr, sie/Sie
2. Schrijf de werkwoordvormen erachter, welke horen bij 'haben' en welke bij 'sein', denk je?
timer
3:00
Slide 4 - Tekstslide
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
haben sein
Slide 5 - Tekstslide
Haben + sein onregelmatig: uit hoofd leren!
ik heb ich habe
jij hebt du hast
hij/zij/het heeft er/sie/es hat
wij hebben wir haben
jullie hebben ihr habt
zij hebben sie haben
u heeft Sie haben
haben
Slide 6 - Tekstslide
Haben + sein onregelmatig: uit hoofd leren!
ik ben ich bin
jij bent du bist
hij/zij/het is er/sie/es ist
wij zijn wir sind
jullie zijn ihr seid
zij zijn sie sind
u bent Sie sind
sein
Wat valt op??
Slide 7 - Tekstslide
Ik heb gehad.
Ich habe gehabt.
voltooid deelwoord
Ik ben geweest.
Ich bin gewesen.
Slide 8 - Tekstslide
Haben und Sein Lied
Slide 9 - Tekstslide
Satz der Woche
Können Sie das nochmal
wiederholen?
Slide 10 - Tekstslide
Was? (wat)
Lektion 2 Aufgabe 10+11
S.19
Wie? (hoe)
5 min zelfstandig en stil
5 min zachtjes overleggen
Wie lange? (hoe lang)
10 min
Hilfe? (hulp)
Grammatik C
Grammatik A
S. 18
S. 11
Fertig? (klaar)
Voer gesprekje, leerling 1 stelt vraag, leerling 2 leest antwoord. Wissel van rol
S. 19
Was machen wir damit?
Antworten kontrollieren
Selbstständig an die Arbeit!
timer
5:00
Slide 11 - Tekstslide
Spielregeln
- Gooi om beurten met de dobbelsteen
- Noem de juiste werkwoordsvorm
1=ich, 2=du, 3=er/sie/es, 4=wir, 5=ihr, 6=sie/Sie
- Als het antwoord goed is, blijf je staan
- Als het antwoord fout is, moet je terug naar start
- 1 persoon controleert de antwoorden m.b.v. Grammatik A.
- Wie het eerst bij ZIEL is, wint en mag de pionnen opeten;-)
- Pion eerder opgegeten? Niet meer meedoen en woordjes overschrijven:-) !
timer
15:00
Slide 12 - Tekstslide
Waarin verschillen de werkwoorden haben en sein met de zwakke werkwoorden?