futur unité 2 voor h3

le futur
schrijf in je schrift 1 korte zin in 
de Nederlandse toekomende tijd
Je begint met 'Morgen ..... '
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

le futur
schrijf in je schrift 1 korte zin in 
de Nederlandse toekomende tijd
Je begint met 'Morgen ..... '

Slide 1 - Tekstslide

Welk exemple du futur tu as écrit in je schrift? 
Waaraan herken je die tijd?

Slide 2 - Tekstslide

en néerlandais par exemple:
ik zal even kijken
hij zal wel een broodje willen
zullen we gaan?
ze zullen vinden

Slide 3 - Tekstslide

le futur en français
                                                       hele ww    +     ai
                                                                                    as
                                                                                    a
                                                                                    ons
                                                                                    ez
                                                                                    ont

Slide 4 - Tekstslide

Wat ga je eten als ik er niet ben morgen?

--> ik zal/ga een pizza kopen
A
j'ai acheté une pizza
B
je mange une pizza
C
j'acheterai une pizza
D
je mangeais une pizza

Slide 5 - Quizvraag


we zullen kijken! =
A
on regarde!
B
on regardera!
C
on regardais!
D
on a regardé!

Slide 6 - Quizvraag

wat zijn de uitgangen van de FUTUR?

Slide 7 - Tekstslide


ik zal kijken =
A
je regarde
B
je regardais
C
j'ai regardé
D
je regarderai

Slide 8 - Quizvraag


il achetera=
A
hij koopt
B
hij kocht
C
hij zal kopen
D
hij heeft gekocht

Slide 9 - Quizvraag

TIP!
in ALLE, maar dan ook ALLE vormen van de FUTUR zit een 
.........R........

Slide 10 - Tekstslide


wij zullen vertrekken =
A
on partait
B
on est parti
C
on part
D
on partira

Slide 11 - Quizvraag

aantekening:
o.a. deze verbes heb ik al eerder geleerd
choisir - finir - partir - sortir - réagir - réussir - réfléchir

rencontrer - retourner - jouer - trouver - rentrer - acheter - dessiner - calculer - payer - monter 

descendre - vendre - prendre - attendre - entendre - suivre - répondre - perdre   

Slide 12 - Tekstslide

zal je luisteren, Jayson?
A
tu as écouté, Jayson?
B
tu écouteras, Jayson?
C
tu vas écouter, Jayson?
D
tu écoutes, Jayson?

Slide 13 - Quizvraag

elle trouvera
nous tomberons
vous écouterez
il a parlé
ils ont vendu
tu rentreras
je suis descendu
je parlerai
futur
passé 
composé

Slide 14 - Sleepvraag

aantekening: 

  TIP!


Bij de ww op -RE vervalt de laatste E 

j'attendr..ai
il descendr..a
nous répondr..ons

Slide 15 - Tekstslide


hij zal verkopen=
A
il a vendu
B
il vend
C
il vendait
D
il vendra

Slide 16 - Quizvraag


wij zullen een ijsje nemen=
A
on prendra une glace
B
on prend une glace
C
on prendrea une glace
D
on prenait une glace

Slide 17 - Quizvraag

hoe zeg je 'wij zullen uitstappen'?
deze persoon noemt 4 camarades de classe qui répondront

Slide 18 - Tekstslide


vous attendrez=
A
jullie wachten
B
jullie zullen wachten

Slide 19 - Quizvraag


jij zult in het buitenland studeren=
A
tu étudies à l'étranger
B
tu as étudié à l'etranger
C
tu étudieras à l'étranger
D
j'étudierai à l'étranger

Slide 20 - Quizvraag

laat het nu zelf zien:
verzin een Franse zin
in de FUTUR

Slide 21 - Woordweb

hoe zeg je 'wij zullen uitstappen'?
deze persoon kiest nog 4 mensen die moeten antwoorden!

Slide 22 - Tekstslide

waar herken je
de FUTUR ook alweer aan?

Slide 23 - Woordweb

hij zal kiezen =

Slide 24 - Open vraag

over een jaar zal je weggaan
A
dans une année, tu pars
B
dans une semaine, tu es parti
C
dans une semaine, tu partais
D
dans une semaine, tu partiras

Slide 25 - Quizvraag

aantekening: uitzonderingen

ik zal maken - je FERai
ik zal hebben/krijgen - j'AURai
ik zal gaan - j'IRai
ik zal zijn - je SERai

Slide 26 - Tekstslide

ils fairont un dessin
on écoutera un numéro de Stromae
Je sera au cinéma
vous irez à Lyon?
je regarderai
deze vormen zijn correct
deze vormen zijn niet van de futur

Slide 27 - Sleepvraag

tu auras un petit chien=

A
je zal een hondje kopen
B
je zal een hondje krijgen

Slide 28 - Quizvraag

je serai en France
A
ik zal in Frankrijk zijn
B
ik zal naar Frankrijk gaan

Slide 29 - Quizvraag

ik zal maken
A
je serai
B
je ferai
C
j'aurai
D
je prendrai

Slide 30 - Quizvraag

morgen zal ik gaan
naar de Zara

Slide 31 - Woordweb

dans une semaine, tu auras un contrôle de français =

Slide 32 - Open vraag


hij zal er zijn!
A
il y aura
B
il y sera

Slide 33 - Quizvraag


wij zullen nu gaan!
A
nous irons maintenant!
B
on ira maintenant!
C
nous feront maintenant!
D
on fera maintenant!

Slide 34 - Quizvraag

geef 3 voorbeelden van de Franse FUTUR (je mag zelf kiezen welke)

Slide 35 - Open vraag


zullen jullie boodschappen doen?
A
vous aurez les courses?
B
vous ferez les courses?

Slide 36 - Quizvraag


jij zal gaan =
A
tu seras
B
tu feras
C
tu auras
D
tu iras

Slide 37 - Quizvraag


ze zullen krijgen/hebben =
A
ils seront
B
ils auront
C
ils feront
D
ils iront

Slide 38 - Quizvraag

hoe vat je na deze lessen
de FUTUR samen?

Slide 39 - Woordweb

hoe scoor je deze lessenserie over
de FUTUR?
0100

Slide 40 - Poll