Herhaling spelling grammatica
1 / 28
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Is 'op' een voorzetsel?
A
ja
B
nee
Slide 2 - Quizvraag
Is 'achter' een voorzetsel?
A
nee
B
ja
Slide 3 - Quizvraag
Is 'na' een voorzetsel?
A
ja
B
nee
Slide 4 - Quizvraag
Vul in: houden ....
Slide 5 - Open vraag
Vul in: rekenen ....
Slide 6 - Open vraag
Vul in: 'Deze winter ga ik .... mijn tante.'
Slide 7 - Open vraag
Slide 8 - Tekstslide
Wat is goed? 'Hij strest / stresst heel erg.'
A
strest
B
stresst
Slide 9 - Quizvraag
Wat is goed? 'Zij is als eerste gefinisht / gefinishet.'
A
gefinisht
B
gefinishet
Slide 10 - Quizvraag
Wat is goed? 'Hij delete / deletet al zijn bestanden.'
A
delete
B
deletet
Slide 11 - Quizvraag
Vul in: 'Ik (gamen) elke dag.'
Slide 12 - Open vraag
Vul in: 'Zij (racen) als de beste.'
Slide 13 - Open vraag
Vul in: 'Hij (liken) zijn foto.'
Slide 14 - Open vraag
Slide 15 - Tekstslide
Wat is goed?
A
melodiën
B
melodieën
Slide 16 - Quizvraag
Wat is goed?
A
poriën
B
porieën
Slide 17 - Quizvraag
Wat is goed?
A
kopiën
B
kopieën
Slide 18 - Quizvraag
Vul in: 'De wereld heeft meerdere (zee).'
Slide 19 - Open vraag
Vul in: 'Er hangen heel veel (blad) aan de boom.'
Slide 20 - Open vraag
Vul in: 'Ik ben bij veel (museum) geweest.'
Slide 21 - Open vraag
Slide 22 - Tekstslide
Wat is goed?
A
grijs
B
greis
Slide 23 - Quizvraag
Wat is goed?
A
flieg
B
vlieg
Slide 24 - Quizvraag
Wat is goed?
A
zuiker
B
suiker
Slide 25 - Quizvraag
Wat is goed?
A
wenkbrouw
B
wenkbrauw
Slide 26 - Quizvraag
Wat is goed?
A
heimwee
B
hijmwee
Slide 27 - Quizvraag
Wat is goed? 'Ik lijd / leid veel pijn door die prik'
A
lijd
B
leid
