3tl hfd 3 Grammatica woordsoorten ZELFST (2) korte versie

                          Hfd. 3  Grammatica / Woordsoorten (1) 
                           


                           Woordsoorten:  ww /zn /bn /stoffelijke bn / vz / vw
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

                          Hfd. 3  Grammatica / Woordsoorten (1) 
                           


                           Woordsoorten:  ww /zn /bn /stoffelijke bn / vz / vw

Slide 1 - Tekstslide

Deze 7  woord
soort-en moet je ken-nen

Slide 2 - Tekstslide

Een 

  • Op de volgende dia's zie je steeds een zin, waarin 2 woorden zijn onderstreept. 
  • Geef aan welke woordsoorten het zijn. 
  • Let op! De antwoorden staan in de volgorde van de zin. 

Slide 3 - Tekstslide


De rode rozen in oma's tuin bloeien prachtig. 
A
bijvoeglijk naamwoord voegwoord
B
bijvoeglijk naamwoord werkwoord
C
zelfstandig naamwoord voegwoord
D
bijvoeglijk naamwoord zelfstandig naamwoord

Slide 4 - Quizvraag


Eigenlijk mag je niet naar buiten, maar mijn broertje doet het toch.
A
zelfstandig naamwoord voegwoord
B
werkwoord werkwoord
C
werkwoord voegwoord
D
werkwoord voorzetsel

Slide 5 - Quizvraag


De laatste tijd worden we opgeroepen om zoveel mogelijk thuis te blijven, want zo beschermen we elkaar. 
A
BN ZN
B
VW VZ
C
bijvoeglijk naamwoord ZN
D
BN voegwoord

Slide 6 - Quizvraag

Noem drie werkwoorden die als eerste in je opkomen

Slide 7 - Open vraag

Het woord "een" noemen we een....
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 8 - Quizvraag

welk woordsoort is 'zwemmen'?
A
werkwoord
B
zwemwoord
C
lidwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 9 - Quizvraag

Waar zegt het bijvoeglijk naamwoord iets over?
A
Zelfstandig naamwoord
B
Stoffelijk bijv. naamw.
C
Werkwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 10 - Quizvraag

SLEEP DE WOORDSOORTEN NAAR DE GOEDE PLEK
De ouders van Bilal zijn erg aardige en behulpzame mensen.
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
werkwoord
lidwoord
ouders
de
aardige
mensen
Bilal
zijn
behulpzame

Slide 11 - Sleepvraag

Voorzetsel

noem een voorzetsel:

Slide 12 - Open vraag

Welke woordsoort ontbreekt in de zin:

___ vogels vliegen in de lucht.
A
lidwoord
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voorzetsel

Slide 13 - Quizvraag

Welke woordsoort ontbreekt in de zin:

Janneke heeft een mooi ____ aan.
A
lidwoord
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voorzetsel

Slide 14 - Quizvraag

Welke woordsoort ontbreekt in de zin:

De paarden grazen ___ de wei.
A
bijvoeglijk naamwoord
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voorzetsel

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Benoem de woordsoorten:
Woordsoorten zijn lastig.

'lastig' is
A
zn
B
ww
C
bn
D
lw

Slide 17 - Quizvraag

Benoem de woordsoorten:
Wie heeft de mooiste prijs gewonnen?
prijs is ..
A
vz
B
zn
C
bn
D
lw

Slide 18 - Quizvraag

Hoe noem je de volgende woordsoorten?

in, op, onder, door
A
lidwoorden
B
voorzetsels
C
zelfstandige naamwoorden
D
bijvoeglijke naamwoorden

Slide 19 - Quizvraag

Wie heeft de code van Showbie al gekregen?
____
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
voorzetsel

Slide 20 - Quizvraag

De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.
________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 21 - Quizvraag

De brand heeft het oude boerderijtje verwoest.
___________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel

Slide 22 - Quizvraag

Benoem het woord in hoofdletters:

In SEPTEMBER gaan we altijd paardrijden op de Veluwe.
A
ww
B
lw
C
zn
D
bn

Slide 23 - Quizvraag

Benoem het woord in hoofdletters:

Vorige MAAND heeft Mohamed zijn abonnement bij Vodafone opgezegd.
A
ww
B
lw
C
zn
D
bn

Slide 24 - Quizvraag

Benoem het woord in hoofdletters:

Tijdens HET hardloopwedstrijdje struikelde Jorn bijna over een kat.
A
ww
B
lw
C
zn
D
bn

Slide 25 - Quizvraag

Benoem het woord in hoofdletters:

Tijdens het hardloopwedstrijdje struikelde JORN bijna over een kat.
A
ww
B
lw
C
zn
D
bn

Slide 26 - Quizvraag

Benoem het woord in hoofdletters:

Tijdens het hardloopwedstrijdje STRUIKELDE Jorn bijna over een kat.
A
ww
B
lw
C
zn
D
bn

Slide 27 - Quizvraag

Benoem het woord in hoofdletters:

Voor mijn broertje heb ik online EEN kleurrijk fotoalbum gemaakt.
A
ww
B
lw
C
zn
D
bn

Slide 28 - Quizvraag

Benoem het woord in hoofdletters:

Voor mijn broertje HEB ik online een kleurrijk fotoalbum gemaakt.
A
ww
B
lw
C
zn
D
bn

Slide 29 - Quizvraag


betonnen, groene, snelle en koperen zijn voorbeelden van ...
A
vz
B
lw
C
zn
D
bn

Slide 30 - Quizvraag


Breda, juli, Willemijn en speedboot zijn voorbeelden van ...
A
vz
B
lw
C
zn
D
bn

Slide 31 - Quizvraag

In deze zin staat/staan ... bijvoeglijk naamwoord(en):

Peter heeft vandaag gevist en heeft vijf grote snoekbaarzen gevangen.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 32 - Quizvraag

Het bijvoeglijk naamwoord(en) is/zijn:

Peter heeft vandaag gevist en heeft vijf grote snoekbaarzen gevangen.

Slide 33 - Open vraag

In deze zin staan ... bijvoeglijk naamwoorden:

Het groene houten bankje in onze bloemrijke voortuin hebben we in kleine stukken gezaagd.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 34 - Quizvraag

Wat is het stoffelijke bijvoeglijk naamwoord in deze zin:

Het groene houten bankje in onze bloemrijke voortuin hebben in kleine stukken gezaagd.

Slide 35 - Open vraag

Noem de 3 lidwoorden (zet onder elkaar):

Slide 36 - Open vraag

Zoë WIL graag wat suiker over haar aardbeien.
A
ww
B
zn
C
bn
D
vz

Slide 37 - Quizvraag

Buitenactiviteiten zijn goed voor je cijfers

Wist je dat als je aan veel buitenactiviteiten meedoet, dat een positief effect heeft op je leerprestaties op school? Als je veel buiten bent, heb je een betere hersenontwikkeling en een beter leervermogen dan kinderen die vooral binnen zitten. Door allerlei activiteiten buiten te doen, ontwikkel je bovendien je fantasie. Bij het bouwen van een houten hut moet je bijvoorbeeld creatief zijn en inzicht hebben. Daarnaast maak je zelf spelregels, werk je samen of concurreer je met elkaar. Hierdoor leer je omgaan met winnen en verliezen.

Slide 38 - Tekstslide

Lees de tekst: Buitenactiviteiten zijn goed voor je cijfers.

Schrijf 5 werkwoorden (ww) op die IN DE TEKST staan:
(onder elkaar)

Slide 39 - Open vraag

Lees de tekst: Buitenactiviteiten zijn goed voor je cijfers.

Schrijf 3 voorzetsels (vz) op die IN DE TEKST staan:

Slide 40 - Open vraag

Lees de tekst: Buitenactiviteiten zijn goed voor je cijfers.

Schrijf 2 bijvoeglijk naamwoord (bn) op die IN DE TEKST staan:

Slide 41 - Open vraag

Hoeveel zelfstandig naamwoorden (zn) staan er in onderstaande zin?
Jip en Janneke hebben een hond die Takkie heet.

Slide 42 - Open vraag

Hoeveel voorzetsels staan er in onderstaande zin?
Na de gymles op school kleden de leerlingen zich altijd snel om.

Slide 43 - Open vraag

Hoeveel lidwoorden staan er in de zin?
De jongens kochten allemaal één ijsje.

Slide 44 - Open vraag

Hoeveel voorzetsels staan er in onderstaande zin?
Voordat het feest op school begon, zocht ik mijn kleren uit.

Slide 45 - Open vraag

De woordsoorten ken ik...
A
nog lang niet
B
een beetje
C
wel aardig
D
goed!

Slide 46 - Quizvraag

en nu verder...
Nu mag je voor jezelf iets gaan doen (telefoon mag). 

Slide 47 - Tekstslide