Samenvatting 1.3 en 1.4

Samenvatting 1.3 en 1.4
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Samenvatting 1.3 en 1.4

Slide 1 - Tekstslide

Paragraaf 1.3 & 1.4
Arm en rijk

Aardrijkskunde

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je weet wat met basisbehoeften bedoeld wordt en je kunt er voorbeelden van geven.
  • Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen arme en rijke landen als het gaat om wonen en werken.
  • Je weet wat het verschil is tussen welvaart en welzijn en hoe je met die begrippen kunt zien of inwoners van een land rijk of arm zijn.
  • Je weet wat bnp/hoofd betekent en je begrijpt wat het zegt over hoe arm of rijk een land is.



Slide 3 - Tekstslide

Basisbehoeften
Welke vijf basisbehoeften zijn er?
voeding
kleding
onderdak
gezondheidszorg
onderwijs



Wanneer ben je arm?
Als je niet genoeg geld en middelen hebt om je basisbehoeften te regelen.

Slide 4 - Tekstslide

Wonen in arme en rijke landen
In arme landen woont een deel van de mensen in gewone huizen.
Een deel van de armste mensen woont in krottenwijken

De volgende voorzieningen zijn er vaak niet goed geregeld:
  • toiletten
  • waterleidingen
  • elektriciteit


Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Werken in arme en rijke landen
Veel mensen in arme landen scharrelen hun inkomsten bij elkaar.
Ze verdienen hun brood in de scharreleconomie.

Hoe komt het dat mensen in arme landen de basisbehoeften vaak wel kunnen betalen?

Veel dingen zijn in arme landen minder duur dan in rijke landen.


Slide 8 - Tekstslide

Wanneer arm of rijk?

Als je wilt weten of een land arm of rijk is, kijk je naar de rijkdom van een land op basis van geld.
Dit noemen we welvaart

Wat kun je vertellen over de welvaart van deze worstelaars in Dakar?
Op Blz. 31 > bron 23



Slide 9 - Tekstslide

Wanneer arm of rijk?
Waar kijk je naar als je wilt weten of iemand arm of rijk is?
Je kijkt naar de levensomstandigheden van de mensen in dat land.
Dit noemen we welzijn

Je kijkt dan naar:
  • gezondheid
  • onderwijs
  • koopkracht



Slide 10 - Tekstslide

BNP per hoofd
Hoe kun je welvaart meten?
Alles wat in een jaar in één land wordt verdiend, deel je door het aantal inwoners van dat land.
Hoe wordt de uitkomst genoemd?   >    bnp/hoofd
Waarom geeft het bnp/hoofd niet altijd een goed beeld van de welvaart in een land?  veel mensen werken in de scharreleconomie
het is een gemiddelde: vaak zijn er veel arme mensen en weinig rijke mensen


Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Leerdoelen
  • weet je waarom landen ontwikkelingslanden genoemd worden en kun je voorbeelden geven van hoe die landen in ontwikkeling zijn
  • begrijp je wat het verschil is tussen de koplopers, volgers en achterblijvers en kun je landen indelen in deze drie groepen
  • weet je wat met beroepsbevolking bedoeld wordt en kun je beroepen in drie groepen indelen
  • weet je dat we grote verschillen tussen rijk en arm ongelijkheid noemen en kun je uitleggen wat het verschil is tussen sociale en regionale ongelijkheid.

Slide 14 - Tekstslide




Wat zijn ontwikkelingslanden?


In ontwikkelingslanden groeit de welvaart langzaam.
Lezen blz. 


Slide 15 - Tekstslide

In welke drie groepen landen kun je de wereld verdelen als je kijkt naar de welvaart?
Koplopers: de ontwikkelde of rijke landen.
Bijvoorbeeld: Japan, VS, Nederland, Spanje

Volgers: landen die rijker worden.
Bijvoorbeeld: Brazilië, Rusland, India en China

Achterblijvers: de armste landen.
Bijvoorbeeld: veel landen in Afrika

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

In welke drie groepen landen kun je de beroepsbevolking verdelen? 
Mensen werken in de
  • landbouw
  • industrie
  • diensten

Hoe rijker een land is, hoe meer mensen er in de diensten werken.
Hoe armer een land is, hoe meer mensen er in de landbouw werken.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Verschil in welvaart
Hoe noem je de verschillen in welvaart tussen mensen?
sociale ongelijkheid

Hoe worden de verschillen in inkomen tussen rijke en arme gebieden in een land genoemd?
regionale ongelijkheid



Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide