5.4. Grammatica

10 minuten lezen
timer
10:00
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
Middelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

10 minuten lezen
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

5.4. Grammatica

Slide 2 - Tekstslide

Lesopbouw

1. Terugblik vorige les.

2. Lesdoelen deze les.

3. Voorkennis activeren.

4. Instructie.

5. Gezamenlijke inoefening.

6. Aan de slag!

Slide 3 - Tekstslide

Wat doe je als je de betekenis van een woord in een tekst niet kent?

Slide 4 - Woordweb

Lesdoelen deze les

1. Aan het einde van de les weet je wat een voorzetsel is en kun je deze in een zin herkennen.


2. Aan het einde van de les weet je wat een telwoord  is en kun je deze in een zin herkennen.

Slide 5 - Tekstslide

Welke woordsoorten ken je al?

Slide 6 - Woordweb

Dus je moet al kennen...

1. Zelfstandig naamwoorden: woorden voor mensen, dieren, planten en dingen.


2. Bijvoeglijk naamwoorden: woorden die iets zeggen over een zelfstandig naamwoord.


3. Werkwoorden: doe-woorden.

Slide 7 - Tekstslide

Daar komt nu bij... VOORZETSELS

Een voorzetsel (vz) is meestal een klein woordje. Je kent het misschien al als 'kastwoordje'. Voorzetsels zijn bijvoorbeeld: na, tijdens, vanwege, door, van, voor.


Voor het vinden kun je het ezelsbruggetje de kast of de vakantie gebruiken. Een voorzetsel kun je altijd vóór deze woorden zetten:

- op de kast, achter de kast, naast de kast.

- in de vakantie, gedurende de vakantie, na de vakantie.

Slide 8 - Tekstslide

Aan de slag!
Je maakt de volgende opdrachten van paragraaf 5.4: 1 t/m 9.

Afspraken tijdens het zelfstandig werken:
- Als je iets niet snapt mag je je schoudermaatje vragen. Doe dit zachtjes.
- Kom je er samen niet uit, dan steek je je vinger op. Je gaat ondertussen verder met de volgende opdracht.
- Tijdens mijn ‘service-rondje’ probeer ik je te helpen.

Slide 9 - Tekstslide

En... TELWOORD
Een telwoord (tw) geeft een hoeveelheid aan of een volgorde in een rij. Er zijn twee soorten telwoorden:
- Een hoofdtelwoord (htw): geeft een hoeveelheid aan, bijv.: drie, honderd, duizend.
- Een rangtelwoord (rtw): geeft een volgorde aan, een 'rang' in de rij, bijv.: eerste, derde, twintigste, middelste. 

Slide 10 - Tekstslide

Wat is 'drie' voor soort telwoord?
A
Hoofdtelwoord
B
Rangtelwoord

Slide 11 - Quizvraag

Wat is 'eerste' voor soort telwoord?
A
Hoofdtelwoord
B
Rangtelwoord

Slide 12 - Quizvraag

Aan de slag!
  • Je maakt de volgende opdrachten van paragraaf 5.4: 10 t/m 16.

  • Afspraken tijdens het zelfstandig werken:
- Als je iets niet snapt mag je je schoudermaatje vragen. Doe dit zachtjes.
- Kom je er samen niet uit, dan steek je je vinger op. Je gaat ondertussen verder met de volgende opdracht.
- Tijdens mijn ‘service-rondje’ probeer ik je te helpen.

Slide 13 - Tekstslide