organisatieniveaus deel 1 herhaling - VWO

Thema 2 les 2
- Herhaling van de vorige les (organisatieniveaus)

Zijn de volgende doelen behaald aan het einde van deze les?
- Ik kan de verschillende organisatieniveaus benoemen;
- Ik kan de eerste 5 organisatieniveaus uitleggen.

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 2 les 2
- Herhaling van de vorige les (organisatieniveaus)

Zijn de volgende doelen behaald aan het einde van deze les?
- Ik kan de verschillende organisatieniveaus benoemen;
- Ik kan de eerste 5 organisatieniveaus uitleggen.

Slide 1 - Tekstslide

 Opdracht: Wat weten we nog?
- I-pad dicht op tafel
- tweetal / drietal
- Samen zoveel mogelijk noteren van de vorige les op het papier
- Tijd: 3 tot 5 minuten

Slide 2 - Tekstslide

Organisatieniveaus

Slide 3 - Woordweb

Het leven bestuderen
Organisatieniveaus van groot naar klein:
1. biosfeer                                     7. orgaan
2. ecosysteem                            8. weefsel
3. soort                                           9. cel
4. populatie                                 10. organel
5. organisme                               11. molecuul
6. organenstelsel

Slide 4 - Tekstslide

Sleep de organisatieniveaus van groot naar klein
1
2
3
4
5
biosfeer 
ecosysteem
soort
populatie
organisme

Slide 5 - Sleepvraag

Biosfeer
Het deel van de aarde dat bewoond wordt door organismen.
In de biosfeer komen verschillende ecosystemen voor, zoals het regenwoud, het moeras, de woestijn, savanne, toendra en niet te vergeten de oceaan.

Slide 6 - Tekstslide

Hoe noem je alle ecosystemen samen?
A
Ecosystemen
B
De dampkring
C
Populatie
D
Biosfeer

Slide 7 - Quizvraag

Het opwarmen van de aarde. Op welk niveau heeft dit invloed?
A
Biosfeer
B
Ecosysteem
C
Populatie
D
Organisme

Slide 8 - Quizvraag

Ecosysteem
Een afgegrensd gebied met eigen abiotische (niet-levend) en biotische (levend) factoren.
Een ecosysteem is dus een groep populaties van verschillende diersoorten in hetzelfde gebied.
Maar bij een ecosysteem horen ook nog verschillende niet-levende dingen
waar de
organismen gebruik van maken,
zoals de grond, water, licht en CO2.

Slide 9 - Tekstslide

Ecosysteem
De grootte van een ecosysteem kan zeer verschillend zijn. Van een woestijn in Afrika tot een boerenslootje bij jou achter je huis. Wanneer je een stoeptegel optilt, zie je ook een heel ecosysteem

Slide 10 - Tekstslide

Wat is een ecosysteem?
A
Alle abiotische factoren samen
B
Alle relaties tussen organismen en hun milieu
C
A en B
D
Een bepaald gebied, waarin de biotische en abiotische factoren een eenheid vormen

Slide 11 - Quizvraag

Wat zijn abiotische factoren?
A
De invloeden afkomstig van de levende natuur
B
De invloeden afkomstig van de levenloze natuur
C
Alle relaties tussen organismen en hun milieu
D
A en B

Slide 12 - Quizvraag

Wat zijn biotische factoren?
A
De invloeden afkomstig van de levende natuur
B
Alle relaties tussen organismen en hun milieu
C
De invloeden afkomstig van de levenloze natuur
D
A en B

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een abiotische factor?
A
Lucht
B
Bomen
C
Roofdieren
D
Soortgenoten

Slide 14 - Quizvraag

Groep organismen met min of meer gelijk uiterlijk die samen vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen.
Soort

Slide 15 - Tekstslide

Populatie
Groepen organismen die bij dezelfde soort horen en in hetzelfde gebied leven en samen kunnen voortplanten, noemen we een
populatie.

Slide 16 - Tekstslide

Wat is een populatie?
A
Een groep planten of dieren van dezelfde soort die in hetzelfde gebied leven
B
Een groep dieren die in hetzelfde gebied leven
C
Verschillende planten en dieren die in hetzelfde gebied leven
D
Een groep dieren die voedsel voor elkaar zijn

Slide 17 - Quizvraag

Alle madeliefjes in een weiland
A
Individu
B
Levensgemeenschap
C
populatie
D
ecosysteem

Slide 18 - Quizvraag

Organisme
Organisme is een levend wezen, mensen, dieren en planten. Ook bacteriën en schimmels zijn
organismen.
Het zijn individuele levende wezens die op zichzelf kunnen leven.

Slide 19 - Tekstslide

Noem zoveel mogelijk levenskenmerken van organismen.
(Het zijn er 7)

Slide 20 - Open vraag

Levenskenmerken
1. Ademhalen 
2. Voeden 
3. Uitscheiden 
4. Waarnemen 
5. Bewegen 
6. Voortplanten 
7. Groeien

Slide 21 - Tekstslide

1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
Organisatieniveau
uitleg
Organisatieniveau
Lever je papier in bij je 
docent.

Slide 22 - Tekstslide

Huiswerk voor de volgende les:
  • Lezen document compleet thema 2 in teams (bestanden)
  • Leren de elf organisatieniveaus
  • Nadenken over de vormgeving van je poster over de elf organisatieniveaus
  • Meenemen: kleurpotloden, stiften, lijm, afbeeldingen en alles wat je maar wilt gebruiken voor jouw poster :-)
  • Bovenstaande komt/staat uiteraard ook in SOM.

Slide 23 - Tekstslide