kwaliteitszorg

Wat betekent kwaliteit?
A
De goede dingen doen en de dingen goed doen
B
De mate waarin het resultaat oplevert
C
De mate waarin een product goed werkt
D
Dat wat je doet, kunnen controleren
1 / 10
volgende
Slide 1: Quizvraag
OnderwijsassistentenMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Wat betekent kwaliteit?
A
De goede dingen doen en de dingen goed doen
B
De mate waarin het resultaat oplevert
C
De mate waarin een product goed werkt
D
Dat wat je doet, kunnen controleren

Slide 1 - Quizvraag

De kwaliteit van lesgeven is moeilijk concreet meetbaar, maar dat wil niet zeggen dat je er geen bruikbare informatie over kunt krijgen. Wat zijn twee veelgebruikte methodes om informatie over de kwaliteit in het onderwijs te verkrijgen?
A
Financieel beheer en toetsingskaders
B
Protocollen en intervisies
C
Audits en benchmarking
D
Throughputs en risicomanagement

Slide 2 - Quizvraag

Wat is een 'audit'?
A
Een audit is een manier om een voortschrijdende opwaartse of neerwaartse lijn over een langere periode te analyseren
B
Een audit is een kwaliteitsdoel dat door het bestuur in een getal is uitgedrukt en daardoor meetbaar is gemaakt
C
Een audit is een referentiepunt of ijkpunt, dat wordt gebruikt om gegevens systematisch te vergelijken
D
Een audit is een methodische manier van gegevens verzamelen, verwerken, analyseren en rapporteren

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een interne en externe audit?
A
Bij interne audit wordt het kwaliteitsbeleid van de school geanalyseerd, bij een externe audit worden gegevens over tevredenheid van ouders verzameld
B
Bij een interne audit gaat het om de huidige kwaliteit, bij externe audit gaat het om tendensen in de toekomst
C
Een interne audit voer de school zelf uit, bij externe audit wordt dit uitgevoerd door deskundigen van buiten de school
D
Een interne audit gaat over het onderwijs zelf, een externe audit gaat over de samenwerkingsverbanden van de school

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen intern en extern benchmarken als het gaat om het tijdvak waarmee gewerkt wordt?
A
Bij interne benchmarking hebben vergelijkingen meestal geen betrekking op een bepaald tijdvak, bij externe benchmarking wel
B
Bij externe benchmarking vergelijk je meestal eenzelfde tijdvak, bij interne benchmarking kun je ook verschillende tijdsvakken vergelijken
C
Bij externe benchmarking hebben vergelijkingen meestal geen betrekking op een bepaald tijdvak, bij interne benchmarking wel
D
Bij interne benchmarking vergelijk je meestal eenzelfde tijdvak, bij externe benchmarking kun je ook verschillende tijdvakken vergelijken

Slide 5 - Quizvraag

Wat wordt er bedoeld met het begrip 'tendens'?
A
Een tendens is een kwaliteitseis, uitgedrukt in een getal of percentage
B
Een tendens is een eindrapportage op basis van indicatieve waarden, voorgekomen uit onderzoek
C
Een tendens is een over een langer periode voortschrijdende, opwaartse of neerwaartse lijn
D
Een tendens is een referentiepunt of ijkpunt dat centraal staat bij de benchmarking

Slide 6 - Quizvraag

Welke twee manieren gebruikt de onderwijsinspectie om de kwaliteit van het onderwijs namens de overheid te controleren?
A
De jaarlijkse standaardnormering en de vierjaarlijkse prestatieanalyse
B
Het jaarlijkse onderzoek en het vierjaarlijkse primair proces
C
De jaarlijkse prestatieanalyse en het vierjaarlijkse onderzoek
D
Het jaarlijkse primaire proces en de vierjaarlijkse standaardnormering

Slide 7 - Quizvraag

De onderwijsinspectie onderscheidt vijf algemene kwaliteitsgebieden waarop scholen aan kwaliteitseisen moeten voldoen. Welke kwaliteitsgebieden horen daarbij?
A
Kwaliteitszorg, ambitie en onderwijsproces
B
Tevredenheid, sport en gezondheid
C
Schoolklimaat
D
Onderzoeken geschreven door de school

Slide 8 - Quizvraag

Je kunt het onderwijsproces bekijken als primair proces van de organisatie (school). Daarin worden drie fasen onderscheiden: alles wat je nodig hebt om onderwijs te kunnen geven, het aanbieden van onderwijs en de resultaten van het onderwijsproces. Om welke drie fasen gaat het hier? Kies het antwoord dat in de juiste volgorde staat.
A
Input, throughput en output
B
Beoordelen, in kaart brengen, maatregelen nemen
C
Throughpout, input en output
D
In kaart brengen, beoordelen, maatregelen nemen

Slide 9 - Quizvraag

Binnen een school wordt veel gewerkt met plannen, regelingen en protocollen. Wat verstaan we concreet onder een regeling?
A
Een regeling is hetzelfde als een protocol
B
Een regeling is een concrete, methodische uitwerking van iets
C
Het ontruimingsplan is een voorbeeld van een regeling
D
Een regeling is een gedetailleerde stap-voor-stap uitwerking hoe je moet handelen in bepaalde situaties

Slide 10 - Quizvraag