Les verbes en -re

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Le programme pour aujourd'hui
Interrogation du vocabulaire E
Explication des verbes en -re
Les devoirs

Slide 2 - Tekstslide

leuk om te zien, schattig =
A
joli(e)
B
mignon(ne)
C
beau, belle
D
gentil(le)

Slide 3 - Quizvraag

Il a décidé de sortir avec elle. =

Slide 4 - Open vraag

Zij heeft gevoel voor humor. =
A
Elle as le sens de l'humour.
B
Elle avoir le sens de l'humour.
C
Elle a le sens de l'humour.
D
Elle a le sens de l'humeur.

Slide 5 - Quizvraag

Hij heeft bruin haar en bruine ogen. =

Slide 6 - Open vraag

Hij is erg aardig maar ook verlegen. =
A
Il est très sympa mais aussi timide.
B
Il es très sympa mais souvent timide.
C
Il est très sympa mais toujours timide.
D
Il est très sympa et aussi timide.

Slide 7 - Quizvraag

Les verbes en -re
répondre = antwoorden
entendre = horen
rendre = teruggeven
perdre = verliezen
vendre = verkopen
attendre = wachten

Slide 8 - Tekstslide

Exemple: attendre = wachten
Stam van 'attendre' = attend
j'attends                       =    ik wacht
tu attends                    =    jij wacht
il/elle/on attend        =    hij/zij/men wacht
nous attendons        =    wij wachten
vous attendez           =    jullie wachten/ u wacht
ils/elles attendent   =   zij wachten

Slide 9 - Tekstslide

Passé composé
j'ai attendu                      =    ik heb gewacht
tu as attendu                  =    jij hebt gewacht
il/elle/on a attendu      =    hij/zij/men heeft gewacht
nous avons attendu    =   wij hebben gewacht
vous avez attendu       =   jullie hebben gewacht/ u heeft gewacht
ils/elles ont attendu    =  zij hebben gewacht

Slide 10 - Tekstslide

Nous ..... (vendre, présent) la maison.
A
vendons
B
vendez
C
vendent
D
vendont

Slide 11 - Quizvraag

Tu ..... (rendre, présent) tes devoirs.
A
rend
B
rends
C
rende
D
rendons

Slide 12 - Quizvraag

ik hoor =
A
je entends
B
je entend
C
j'entend
D
j'entends

Slide 13 - Quizvraag

Ils ....... (perdre, passé composé) le match.
A
ent perdu
B
sont perdu
C
ont perdu
D
ont perdé

Slide 14 - Quizvraag

Vous ......... (répondre, passé composé) très vite.
A
avez répondu
B
avons répondu
C
êtes répondu
D
avez repondu

Slide 15 - Quizvraag

Les devoirs
Les devoirs pour jeudi le 3 juin:
Faire: les exercices 22, 23, 24, 25 et 26
Apprendre le vocabulaire F + les verbes en -re

Slide 16 - Tekstslide