Les 2: H2 woordenschat - formeel taalgebruik

Lesplanning woordenschat H2
  • Lezen
  • wat weten jullie nog/al?
  • Woordenschat: H1 opdracht 1 + 3. H2 formeel taalgebruik:  opdr. 1, 2 en 4.Nabespreken 
  • Blooket 

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Lesplanning woordenschat H2
  • Lezen
  • wat weten jullie nog/al?
  • Woordenschat: H1 opdracht 1 + 3. H2 formeel taalgebruik:  opdr. 1, 2 en 4.Nabespreken 
  • Blooket 

Slide 1 - Tekstslide



Formeel taalgebruik
21 maart  Woordenschat H2 

Slide 2 - Tekstslide

Formeel taalgebruik

Woorden-schat H2

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoel:
Aan het einde van deze les:
  • kan je het verschil tussen formeel en informeel taalgebruik benoemen
  • weet je wanneer je formeel taalgebruik moet gebruiken
  • heb je geoefend met formeel taalgebruik                                            


Slide 4 - Tekstslide

in welke situatie gebruik je formele taal?
A
aan je eigen keukentafel
B
aan te de telefoon met je vrienden
C
tijdens een sollicitatiegesprek
D
Tijdens de pauzes van school

Slide 5 - Quizvraag

Wanneer gebruik je nog meer formele taal?

Slide 6 - Open vraag

Een voorbeeld van formeel taalgebruik is:
A
Hey man,
B
Hoi Sjonnie,
C
Beste meneer/mevrouw,
D
Hey, alles goed?

Slide 7 - Quizvraag

Je spreekt iemand aan met 'je' of 'jij'.
Je spreekt iemand aan met 'u'.
Je noemt diegene bij de achternaam en zegt 'meneer/mevrouw'.
Je noemt diegene bij de voornaam.
Je mag straattaal of jongerentaal gebruiken.
Je taalgebruik is netjes.
Formeel taalgebruik
Informeel taalgebruik

Slide 8 - Sleepvraag

Slide 9 - Link

Wat is formele taal?
 

Formele taal is taal die je gebruikt in serieuze situaties. Het is een beetje ‘stijf’. Je gebruikt het als je contact hebt met mensen die je niet zo goed kent of met mensen die belangrijk zijn.


Slide 10 - Tekstslide

Wat is informele taal?
Informele taal is taal die je gebruikt in minder serieuze situaties. Het is ‘losser’. Je gebruikt het als je praat met je vader of moeder of als je appt naar een vriend of een klasgenoot. 
  • Let op: informeel betekent niet dat je meer fouten mag maken. Je gebruikt alleen wat eenvoudigere woorden, die lijken op de taal die je spreekt.


Slide 11 - Tekstslide

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'alsmede'?
A
over
B
en ook

Slide 12 - Quizvraag

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'betreffende'?
A
over
B
hierbij

Slide 13 - Quizvraag

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'gelieve'?
A
wilt u
B
eerst

Slide 14 - Quizvraag

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'hetzij'?
A
als
B
of

Slide 15 - Quizvraag

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'te allen tijde'?
A
om
B
altijd

Slide 16 - Quizvraag

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'tevens'?
A
nu
B
ook

Slide 17 - Quizvraag

opdracht 1
       Formeel          Informeel
aanvankelijk  -  eerst
hetzij         -  of
   alsmede         -  en ook
mits             -  als
betreffende     -  over 
Formeel           Informeel 

te allen tijde   -   altijd
bij dezen        -   hierbij
teneinde         -   om
derhalve         -   daarom
tevens            -   ook
gelieve           -   wilt u 
thans             -    nu

Slide 18 - Tekstslide

Nakijken opdracht 2
Opdracht 2                                                                                               
1 + 2
- geplaatst - ondergebracht                 
- geven - verschaffen
- gevonden - aangetroffen
- officieel melden - aangeven
- opslagplaats - depot
- punten - aspecten
- soort - type
- volgens de wet - rechtmatige                                                           


- omschrijving: je kunt uit de tekst opmaken dat het gaat om een apparaat om voorwerpen te zoeken.
- je kunt op de afbeelding zien hoe een metaaldetector er uitziet.
5 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
6 dat je iemand iets te leen geeft, zodat hij het kan gebruiken
7 Dat is balen, hè? (al. 3)
8 eigen antwoord, bijvoorbeeld: Synoniem; omschrijving; verwijswoord; de ontdekking / gevonden voorwerp / haar).

Slide 19 - Tekstslide

Nakijken opdracht 2
3. eigen antwoord, bijvoorbeeld:
- biologie - leer van het leven
- astrologie leer van de sterren
- criminologie leer van misdaden
- technologie leer van de techniek
- psychologie leer van de ziel
4.       
– bekende woorddelen: je herkent het woord ‘metaal’                              
- omschrijving: je kunt uit de tekst opmaken dat het gaat om een apparaat om voorwerpen te zoeken.
- je kunt op de afbeelding zien hoe een metaaldetector er uitziet.
5 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
6 dat je iemand iets te leen geeft, zodat hij het kan gebruiken
7 Dat is balen, hè? (al. 3)
8 eigen antwoord, bijvoorbeeld: Synoniem; omschrijving; verwijswoord; de ontdekking / gevonden voorwerp / haar).

Slide 20 - Tekstslide

Nakijken opdracht 2

5 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
6 dat je iemand iets te leen geeft, zodat hij het kan gebruiken
7 Dat is balen, hè? (al. 3)
8 eigen antwoord, bijvoorbeeld: 
Synoniem; omschrijving; verwijswoord; de ontdekking / gevonden voorwerp / haar.

Slide 21 - Tekstslide

Nakijken opdracht 4

3 C te makkelijk gezegd
4 B Het hoort erbij.
5 figuurlijk

1 + 2

- af en toe - incidenteel
- denken - redeneren
- gebruikt, heeft - hanteert
- goed doordacht plan - strategie
- loopbaan - carrière
- oplettend - alert
- rekening mee houden - calculeren in
- spannende beleving, kick - sensatie
- strafmaatregel - sanctie
- tegen de regels - onreglementair
- voor het klaar is - voortijdig
- wijst - duidt

Slide 22 - Tekstslide

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter?

Slide 23 - Open vraag

Feedback
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders willen zien?

Slide 24 - Open vraag