Hoofdstuk 1 - Les 8 - A/AA - Instructieles

Hoofdstuk 1 - Les 8 - A/AA
Curio ISK - Spelling instroom
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 1 - Les 8 - A/AA
Curio ISK - Spelling instroom

Slide 1 - Tekstslide

Meervoud

Slide 2 - Tekstslide

Enkelvoud
Meervoud 

Slide 3 - Tekstslide

Lange klank
maan - manen
aap - apen
schaap - schapen
haan - hanen
raam - ramen
Korte klank
bal - ballen
mat - matten
kat - katten
kar - karren
hak - hakken
jas - jassen 

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 1:
Waar staat het meervoud goed geschreven?

Slide 5 - Tekstslide

Waar staat het meervoud
goed geschreven?
A
katen
B
katten
C
kaaten
D
kaatten

Slide 6 - Quizvraag

Waar staat het meervoud
goed geschreven?
A
jasen
B
jassen
C
jaasen
D
jaassen

Slide 7 - Quizvraag

Waar staat het meervoud
goed geschreven?
A
hanen
B
hannen
C
haanen
D
haannen

Slide 8 - Quizvraag

Waar staat het meervoud
goed geschreven?
A
zaken
B
zakken
C
zaaken
D
zaakken

Slide 9 - Quizvraag

Waar staat het meervoud
goed geschreven?
A
manen
B
mannen
C
maanen
D
maannen

Slide 10 - Quizvraag

Waar staat het meervoud
goed geschreven?
A
ramen
B
rammen
C
raamen
D
raammen

Slide 11 - Quizvraag

Waar staat het meervoud
goed geschreven?
A
zagen
B
zaggen
C
zaagen
D
zaaggen

Slide 12 - Quizvraag

Waar staat het meervoud
goed geschreven?
A
karen
B
karren
C
kaaren
D
kaarren

Slide 13 - Quizvraag

Waar staat het meervoud
goed geschreven?
A
manen
B
mannen
C
maanen
D
maannen

Slide 14 - Quizvraag

Waar staat het meervoud
goed geschreven?
A
palen
B
pallen
C
paalen
D
paallen

Slide 15 - Quizvraag

Lange klank
kaart
paard
taart
baard
staart


Korte klank
kast
gast
hand
lamp
mast

Slide 16 - Tekstslide

Korte klank:
man = mannen
jas = jassen
kat = katten
kar = karren
zak = zakken
kast = kasten
gast = gasten
hand = handen
lamp = lampen
mast = masten 

Slide 17 - Tekstslide

Lange klank:
maan = manen
paal = palen
zaag = zagen
haan = hanen
raam = ramen 
kaart = kaarten
paard = paarden
taart = taarten
baard = baarden
staart = staarten

Slide 18 - Tekstslide

Het meervoud:
kaart
paard
taart
baard
staart
kaarten
paarden
taarten
baarden
staarten
kast
gast
hand
lamp
mast
kasten
gasten
handen
lampen
masten

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 2:
Waar staat het meervoud goed geschreven?

Slide 20 - Tekstslide

taart

A
tarten
B
tartten
C
taarten
D
taartten

Slide 21 - Quizvraag

hand

A
handen
B
handden
C
haanden
D
haandden

Slide 22 - Quizvraag

paard

A
parden
B
pardden
C
paarden
D
paardden

Slide 23 - Quizvraag

baard

A
barden
B
bardden
C
baarden
D
baardden

Slide 24 - Quizvraag

mast

A
masten
B
mastten
C
maasten
D
maastten

Slide 25 - Quizvraag

gast

A
gasten
B
gastten
C
gaasten
D
gaastten

Slide 26 - Quizvraag

kaart

A
karten
B
kartten
C
kaarten
D
kaartten

Slide 27 - Quizvraag

kast

A
kasten
B
kastten
C
kaasten
D
kaastten

Slide 28 - Quizvraag

lamp

A
lampen
B
lamppen
C
laampen
D
laamppen

Slide 29 - Quizvraag

staart

A
starten
B
startten
C
staarten
D
staartten

Slide 30 - Quizvraag

man - mannen
jas - jassen
kat - katten
kar - karren
zak - zakken 
kast - kasten
gast - gasten
hand - handen
lamp - lampen
mast - masten 
maan - manen
paal - palen
zaag - zagen
haan - hanen
raam - ramen
kaart - kaarten
paard - paarden
taart - taarten
baard - baarden
staart - staarten

Slide 31 - Tekstslide

Opdracht 3:
Waar staat het meervoud goed geschreven? (mix)

Slide 32 - Tekstslide

kat
A
katen
B
katten
C
kaaten
D
kaatten

Slide 33 - Quizvraag

mast

A
masten
B
mastten
C
maasten
D
maastten

Slide 34 - Quizvraag

haan
A
hanen
B
hannen
C
haanen
D
haannen

Slide 35 - Quizvraag

paard

A
parden
B
pardden
C
paarden
D
paardden

Slide 36 - Quizvraag

man
A
manen
B
mannen
C
maanen
D
maannen

Slide 37 - Quizvraag

baard

A
barden
B
bardden
C
baarden
D
baardden

Slide 38 - Quizvraag

gast

A
gasten
B
gastten
C
gaasten
D
gaastten

Slide 39 - Quizvraag

raam
A
ramen
B
rammen
C
raamen
D
raammen

Slide 40 - Quizvraag

kast

A
kasten
B
kastten
C
kaasten
D
kaastten

Slide 41 - Quizvraag

kar
A
karen
B
karren
C
kaaren
D
kaarren

Slide 42 - Quizvraag

staart

A
starten
B
startten
C
staarten
D
staartten

Slide 43 - Quizvraag

zaag
A
zagen
B
zaggen
C
zaagen
D
zaaggen

Slide 44 - Quizvraag

Aan de slag! 
Ga nu zelfstandig de opdrachten maken van 
les 8 - oefeningen.




Slide 45 - Tekstslide