eerst oud PW bespreken + UL thema 6 basisstof 6.1 (2VWO)

toets thema 4 bespreken 
alléén één markeerstift op tafel!
timer
1:00
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

toets thema 4 bespreken 
alléén één markeerstift op tafel!
timer
1:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

start thema 6;


ecologie & duurzaamheid

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen 6.1 - organismen in hun omgeving
  1. Ik kan biotische en abiotische factoren onderscheiden.
  2. Ik kan de niveaus van de ecologie beschrijven.
  3. Ik kan in een ecosysteem de voedselrelaties aangeven. 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Omgeving van organismen
Het milieu (de leefomgeving) heeft invloed op organismen. Maar organismen beïnvloeden ook hun milieu;
De omgeving van een organisme bestaat uit alle levende en niet-levende elementen waarin het leeft;

abiotisch (niet-levend);
bijv. licht, wind, bodem
biotisch (levend);
bijv. voedsel, roofdieren, ziekteverwekkers

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 individu; één organisme 

populatie; groep individuen van één soort in één  bepaald gebied die samenleven en zich onderling voortplanten. 

levensgemeenschap; alle populaties in één gebied samen



ecosysteem; gebied waarbinnen de biotische en abiotische factoren een eenheid vormen. 




biosfeer; het gebied van de aarde waarin leven mogelijk is. 
Niveau's ecologie
Het deel van de biologie dat de relaties tussen organismen en hun milieu onderzoekt, heet ecologie.
Bioom
In de biosfeer kun je grote gebieden met een kenmerkend klimaat onderscheiden.  Zo´n gebied noem je een bioom. 
Biotoop
Alle abiotische factoren in een bepaald gebied samen. 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voedselrelaties
Voedselrelaties zijn de interacties tussen organismen waarbij het ene organisme dient als voedselbron voor het andere.

Dit noteren biologen in een voedselketen of voedselweb. 




Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voedselketens
Een voedselketen is een reeks soorten waarbij elke soort voedsel is voor de volgende soort. 

Elke voedselbron noem je een schakel in de voedselketen. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke schakels in een voedselketen?
Eerste schakel: Vrijwel alle voedselketens beginnen met een plantensoort.

Tweede schakel: een planteneter 

Derde schakel: een vleeseter


! De tweede, derde en verdere schakels kunnen ook alleseters zijn. 
! De pijl gaat altijd van de eerste/eerdere schakel af.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voedselwebben
In werkelijkheid is er in een ecosysteem nooit maar één voedselketen. Elke soort kan het voedsel zijn voor vele andere soorten. 

In een ecosysteem lopen meerdere voedselketens door elkaar.  

Alle voedselketens in een ecosysteem noem je een voedselweb (voedselnet).  

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Piramide van aantallen
Piramide van aantallen

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Piramide van aantallen
  • Een piramide van aantallen geeft aan hoeveel individuen van elke schakel er in een voedselketen zijn. 

  • Een piramide van aantallen heeft
    niet altijd een piramidevorm.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Piramiden van dezelfde voedselketen

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Piramide van Biomassa
De totale hoeveelheid energierijke stoffen in een organisme noem je biomassa van dat organisme. 

Van een voedselketen kun je nagaan hoeveel biomassa elke schakel heeft.
Je moet dan de biomassa van alle organismen in een schakel bij elkaar optellen.

In een voedselketen wordt de biomassa in elke volgende schakel kleiner. 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Piramide 
van biomassa

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

voorbeeld van accumulatie

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Accumulatie
Planten nemen stoffen op uit hun omgeving.
Die stoffen zijn nuttig voor de plant.
Maar planten nemen ook stoffen op die ze niet nodig hebben, 
bijvoorbeeld zware metalen.

Zware metalen zijn giftig (schadelijk voor organismen). 
Ze komen in het milieu terecht door de industrie, uitlaatgassen en 
verbranding van kolen en afval. 

Een plant kan de zware metalen niet gebruiken en 
hij kan ze ook niet kwijtraken.


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Accumulatie
 Daardoor blijven deze stoffen in de plantencellen zitten en komen ze in de voedselketen terecht. 

Als een dier de plant eet, komen de stoffen 
in het dier. Bij dieren worden zware metalen
opgeslagen in het vetweefsel.






Zo kunnen ze weer worden doorgegeven aan de volgende schakel in de voedselketen.

Op deze manier hopen de giftige stoffen zich op in dieren aan het eind van de voedselketen. Dat noem je opeenhoping of accumulatie. 

Dieren aan het eind van de voedselketen hebben daardoor een grotere kans om dood te gaan door de zware metalen. 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak nu online van thema 6
van basisstof 6.1
opdracht 1 t/m 4 + 6 t/m 9

Wat niet af komt in de les,
 wordt automatisch huiswerk voor morgen!

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 19 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.