erfrecht HS 10

• rechten
• MBO
• Studiejaar 3

opdracht 1

1. Ja want anders gaat het vermogen naar de langstlevende echtgenoot
2. Ja want anders ontstaat er ruzie tussen de zussen en de broers
3. nee want ook zonder testament gaat alles naar de zussen en de broers
4. Ja want anders gaat het vermogen naar de Staat

opdracht 3a

1. € 120.000,-
2. € 60.000,-
3. € 2000,-
4. € 30.000,-

opdracht 3b

1. € 15.000,-
2. € 30.000,-
3. € 40.000,-
4. € 7.500,-

opdracht 3c

1. Op het moment dat moeder Bols is overleden
2. Op het moment dat de notaris het testament opent
3. Op het moment dat vader Bols is overleden
4. Op het moment dat de kinderen de legitieme portie opeisen

Opdracht 4a

1. nee want de kinderen hadden al 8 jaar geen contact met Deborah
2. nee want Deborah had geen gezag over hen
3. nee want zij worden niet genoemd in het testament
4. Ja

opdracht 4b

1. € 5.000,-
2. € 10.000,-
3. € 2.500,-
4. 0

opdracht 5

1. Die bepaling in het testament is vervallen
2. John erft het kostbare schilderij want het testament is niet aangepast
3. Die bepaling in het testament is nog steeds geldig
4. John erft het schilderij omdat zijn naam in het testament is genoemd

Wat is een legaat?

1. handgeschreven en ondertekende verklaring waarbij 1 of meer goederen aan een persoon worden gelegateerd
2. notariële akte met de laatste wil van de erflater
3. schriftelijk stuk dat is bestemd om als bewijs te dienen en dat wordt opgemaakt door de notaris
4. bepaald goed of bedrag dat de erflater dmv een testament aan een persoon nalaat